Veldwachter Hendrik Kuzee.
Coll. A.L Kort.
maar net ontslagen wegens het 'zeer slordig waarnemen van den dienst', toen de
burgemeester het een jaar later al aan de stok kreeg met zijn opvolger, Abraham
Duininck. 'Brutaal gedrag als mij nimmer in mijne bijna vijftig jarige betrekking
als hoofd des Bestuur is voorgekomen', zoals Van der Stolpe verontwaardigd
schreef, was de reden waarom Duininck in 1857 aan de kant werd gezet.15
Behalve persoonlijke tegenstellingen speelden echter ook andere factoren een
rol. Minstens even belangrijk waren de uitermate geringe verdiensten van de
veldwachters. Aangezien ze niet konden leven van de 200,- die het gemeen
tebestuur hun ieder jaar toestopte, zagen vrijwel alle veldwachters zich gedwon
gen bij te klussen. Een veldwachter die tevens marktmeester, bode, havenmees
ter, klokluider of zelfs secretaris van het plaatselijk armbestuur was, was in de
negentiende eeuw zeker niet ongewoon. Dat hierdoor de belangen van de veld-
wachtersdienst in het gedrang kwamen, zal geen verbazing wekken.
In Brouwershaven bijvoorbeeld deed de bevolking bij de burgemeester geregeld
zijn beklag over de vele nevenactiviteiten van veldwachter L. van 't Hof. Van 't
Hof was havenmeester, gemeentebode, marktmeester, keurmeester, aanplakker,
omroeper, havencontroleur en conciërge van het stadhuis. Hiernaast kluste hij als
timmerman nog wat bij voor het ziekenhuis. Van 't Hof was een van de weinige
veldwachters die dan ook niet klaagde over zijn geringe salaris. Zijn bijbaantjes
leverden zelfs meer op dan zijn hoofdbetrekking!16
In vrijwel alle dorpen was het gebruikelijk dat de veldwachter zijn schame
le inkomsten aanvulde met giften van de plaatselijke burgerij. De nieuwjaars
gift werd zelfs door vele veldwachters als een ongeschreven recht gezien, dit tot
grote ergernis van de provincie, die er bij de gemeenten dan ook op aandrong
dit soort praktijken te verbieden. De nieuwjaarsgiften werden een 'ergerlijk mis-
16