bruik' genoemd, 'dewijl hiervan het gevolg is, dat de beambten niet onafhanke
lijk blijven tegenover de gevers.'17
Waren de jaarwedden al niet om over naar huis te schrijven, de hoogte van de
pensioenen tartte werkelijk iedere beschrijving en noopte menig veldwachter tot
op hoge leeftijd door te blijven werken. Toen bijvoorbeeld Nicolaas de Vos, sinds
1855 veldwachter van de gemeenten Burgh en Haamstede, na een halve eeuw
het veldwachtersambt neerlegde, was hij al 82 jaar. Als het aan De Vos had gele
gen, was hij wegens 'hoogen ouderdom' al veel eerder vertrokken. Pas in 1905
echter besloten de besturen van de twee Schouwse gemeenten om 'een billijk
pensioen aan deze 82 jarige grijsaard' toe te kennen.18
Verder bemoeilijkte de uitgestrektheid van de dorpen het werk van de veldwach
ter in niet geringe mate. Enkele Schouwse dorpen, zoals Burgh en Haamstede,
Eikerzee en Ellemeet, werkten met een gecombineerde veldwachtersdienst.
Aangezien geen enkele negentiende-eeuwse veldwachter over een paard of
rijwiel beschikte, kon niet worden verwacht dat hij in zijn eentje in staat was de
orde te handhaven in een gebied dat met een gemiddelde oppervlakte van vier
duizend hectaren te vergelijken was met een grote stad. De burgemeester van
Kloetinge sprak namens vele Zeeuwse gemeenten, toen hij in 1855 opmerkte:
'Vooreerst is het terrein, waarover hunne waakzaamheid gevorderd wordt, in bijna
alle gemeenten ten platten lande, te groot. Een man te voet kan onmogelijk dik
wijls genoeg, alle punten der gemeente bezoeken; terwijl bovendien de bedoelde
uitgestrektheid van de terreinen, nog dit eigenaardig bezwaar medebrengt, dat zij,
die eenig kwaad voornemen koesteren, slechts behoeven op te letten naar welke
zijde der Gemeente de veldwachters zich bij het doen eener tournée begeven, om
zeker te zijn, dat zij aan de andere zijde, niet zullen worden gestoord.'19
Ook in enkele Schouwse dorpen klaagden de autoriteiten geregeld over veldwach
ters die wegens 'de groote uitgestrektheid der gemeenten' niet optimaal functio
neerden.20
Aanpak van de problemen
Wat konden de autoriteiten doen tegen veldwachters die niet voor hun taak
waren berekend? Bestraffing was een voor de hand liggende mogelijkheid. Een
veldwachter die de bevelen van zijn meerdere aan zijn laars lapte, of te vaak op
openbare dronkenschap werd betrapt, kon vroeg of laat op schorsing of ont
slag rekenen. Het is menig veldwachter overkomen. Voor een veldwachter die
niet goed met de plaatselijke bevolking overweg kon, was verplaatsing naar een
andere gemeente een mogelijkheid. Zo werd in 1848 Jan Karreman, veldwach
ter in Elkerzee/Ellemeet geruild met de in Colijnsplaat werkzame P.C. Bonkerk.21
In 1863 besloten Dreischor en 's Gravenpolder hetzelfde te doen met hun veld
wachters: J.C. Modderkreeke ging naar Schouwen, terwijl A. van der Have naar
Zuid-Beveland verkaste.22 Succesvol waren deze transfers overigens zelden.23
Bestraffing van nalatige veldwachters was niet meer dan symptoombestrijding
en zette in de meeste gevallen weinig zoden aan de dijk. De gemeentelijke en
provinciale autoriteiten beseften terdege dat verbeteringen in de veldwachters-
dienst noodzakelijk waren om de orde op het Zeeuwse platteland beter te kun
nen waarborgen.
Op de eerste plaats moesten de salarissen worden verhoogd. Reeds halverwege
de negentiende eeuw probeerde de burgemeester van Zonnemaire zijn raads
leden duidelijk te maken 'dat het niet mogelijk is bekwame en vooral eerlij-
17