boezembalk doorgaans op de vrij constante hoogte van 1,75 meter aangebracht. Dat betekent dat steeds dertien tegels (13xl3cm=l69cm+voeg=175cm) een hele pilaster moesten vormen. De eerste in Rotterdam gemaakte éénrijige schoorsteen tegelpilasters waren inderdaad dertien tegels hoog en aanvankelijk nog in een polychrome kleurstel ling uitgevoerd (Van den Berge 1998). Al gauw maakte men ze praktisch uit sluitend in het monochroom blauw. Resten van dergelijke schoorsteenpilasters werden aangetroffen in het depot van het Vlissingse MuZEEum en waren afkom stig van een (waarschijnlijk koopmans-) huis uit de binnenstad van Vlissingen (Van den Berge 2000). Door ineenpassen en aanvullen met van elders bekende onderdelen kon een praktisch volledige vroeg zeventiende eeuwse open haard tegelachterwand gereconstrueerd worden (afb. 9). Nu mag de ontwikkeling van de éénrijige tegelpilaster als beiderzijdse stut van de schoorsteenboezem een Nederlandse (Rotterdamse) vinding zijn, Spanje was ons al decennia voorgegaan met het schilderen van hermesfiguren op grote tegeltableaus (afb. lOa+b). De twaalf tegels hoge veelkleurige tableaus uit Sevilla lijken ten grondslag te hebben gelegen aan de Hollandse smalle éénrijige tegelpilasters, waarbij de ineengewon den geschubde dubbele vissenstaart en de vreemde spiraalvormige armpartijen op beide typen tegeltableaus overeenkomen. De ineengewonden vissenstaart is een der drie hoofdtypen van de Rotterdamse eerste tegelpilaster (Van den Berge 1998), maar wordt ook al aangetroffen op zandstenen schoorsteenpilasters in de late zestiende eeuw (afb. 5), zodat waarschijnlijk de beide kunstuitingen ont leend zijn aan dezelfde voorbeeldprent. Tegelpilasters De Hollandse (Rotterdamse) tegelpilaster was aanvankelijk één tegel breed. Al vrij snel, nog in de laatste helft van de zeventiende eeuw, komen we twee tegels brede pilasters tegen. Ook zijn deze nu soms twaalf in plaats van dertien tegel- rijen hoog, teiwijl dan eveneens naast blauwe, paarse pilasters gemaakt worden. De afbeelding op de tegelpilaster valt, net als op de zandstenen kariatide/atlant/ herme haardzijwang, eveneens in drieën uiteen: kapiteel, zuilschacht en piëde stal. Het kapiteel is dan de opvolger geworden van de boven aan de zandste nen steunfiguur staande sterk naar voren komende voluut. Al snel veranderde de geschilderde figuur van een pure pseudo-schoorsteenboezemdrager in alleen nog maar een versierend ornament, dat 'geen enkel gewicht meer hoefde te dra gen'. Zo ontstonden de vogel- of cherubijnranken als tegelpilasters, waaraan op het eerste gezicht inderdaad niet gemakkelijk meer de oorspronkelijke steunende functie valt af te leiden. De aanvankelijk alleen maar steunende functie van de scöresteen was in de loop van nog geen honderd jaar verworden tot een louter decoratief element in de achterwand van de open haard. Wel bleef de tegelpilas ter in de na zijn ontstaan volgende eeuwen steeds netjes onder de zijkantuitein den van de naar voren komende schoorsteenboezem staan. In de tegelkamer van het museum te Zierikzee is de plaatsing van de tegelpilasters in de achterwand van de open haard binnen de kariatide en atlant dus historisch onjuist (afb. 7). De juiste bevestigingsplaats was immers bij de reconstructie al weggegeven aan de gebeeldhouwde Adam en Evafiguren. Een brandend openhaardvuur geeft schaduw. De van het midden van de haard- partij afgewende zijkanten van de wat naar voren komende zandstenen steun- figuren staan dus in het donker. Op de toch vlakke tegelpilasters kan men dit 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 70