Onder schoolmeesters Het Zeeuwse leesboekje van Manus van der Jagt en een posstscriptum over J.H. van Dale door Lo van Driel Misschien was het nog in 1863, mogelijk al 1864, dat de onderwijzer van Burgh, J.A. Manus van der Jagt, een brief schreef aan Joost van der Baan, de terugge treden onderwijzer van Zaamslag en op dat moment in onduidelijke betrekking te Wolphaartsdijk. Bij die brief voegde Manus van der Jagt een P.S. waarin hij de hoofdonderwijzer van Sluis, Johan Hendrik van Dale, noemt. Het naschrift betreft een aardrijkskundig leesboekje dat Manus van der Jagt had geschreven en dat herdrukt moest worden. Tot zijn ontsteltenis was Jan van Dale bezig om ook zo'n boekje te maken. Het desbetreffende postscriptum hoort bij een van de brieven van Manus van der Jagt die onlangs opgedoken zijn. Samen met zijn brieven die zich in de verzame ling J. van der Baan in het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland te Zierikzee bevinden worden ze hier in de bijlage gepubliceerd, als aanvulling op de biogra fische schets van de schoolmeester van Burgh die in de Kroniek van 2004 werd gepubliceerd. Wie was Manus van der Jagt? Jan Albertus Manus van der Jagt wordt op 8 april 1806 geboren te Burgh.' Hij is het derde kind van vader Cornelis Manus en Helena de Jonge, die allebei uit Sirjansland kwamen. Vader is sinds 1799 onderwijzer in Burgh. Maar hij is in de tijd van de geboorte van zijn derde kind in een onverkwikkelijke affaire gewik keld met de kerkenraad. Die heeft hem een jaar eerder uit zijn functie van kos ter en voorzanger geschorst en hem het Avondmaal ontzegd. Hij zou de vader zijn van een kind bij een andere vrouw. De kwestie sleept want het is moeilijk je onschuld te bewijzen in die tijd. Hoewel hij een jaar later, in het begin van 1806, een paar maanden voor de geboorte van Jan Albertus, zijn kerkelijke functies weer terugkrijgt, neemt hij ontslag of moet hij vertrekken. In ieder geval wordt eind 1807 een opvolger benoemd. Vader Manus vertrekt in 1812 naar Zierikzee en voorziet in zijn onderhoud als koop man en herbergier. In die tijd wordt officieel door hem de achternaam van zijn grootmoeder Van der Jagt bij zijn naam gevoegd tot Manus van der Jagt. Aan de voet van de Dikke Toren groeit Jan Albertus op. Kennelijk kan hij goed leren, want hij blijft op zijn school om als 'kwekeling' opgeleid te worden voor de vierde rang om daarmee toegelaten te worden tot het geven van onderwijs. Daarna volgt de derde rang. Het bezit van die akte maakt het mogelijk als secondant of hulponder wijzer - de term hoofdonderwijzer was nog ongebruikelijk - benoemd te worden te Dreischor. Het lijkt er op dat de jonge onderwijzer nu hogerop wil: een benoeming als eerste secondant aan de Stads Franse kost- en dagschool te Zaltbommel volgt, in 1829. Ondertussen studeert hij voor de tweede rang, die voldoende was om als (hoofd)onderwijzer benoemd te kunnen worden. Als hij vierentwintig is, slaagt hij hiervoor (1830). Daarna verhuist hij naar een school in Delfshaven, wederom als eerste secondant. Hij heeft pech: de Belgische opstand van 1830, 85

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2006 | | pagina 87