de Tiendaagse veldtocht en andere troebelen eisen zijn bijdrage en de 25-jari-
ge ondermeester wordt opgeroepen voor de schutterij. Dankzij zijn inschrijving
in 1825 voor de Nationale Militie weten we iets over zijn uiterlijk uit die tijd:
lengte l6l meter, blauwe ogen en blond haar, spitse neus. In 1832 trouwt hij in
Zierikzee met Maria de Munter (Vlissingen, 3 mei 1832): ze is al maanden zwan
ger. Pas in juni 1835 wordt Manus van der Jagt benoemd op de school waar zijn
vader eerder stond: Burgh, in de school aan de Kerkstraat. Hij zal er tot zijn pen
sionering in 1878 werken.
Damman heeft in zijn artikel uitvoerig stilgestaan bij de geschiedenis van de
Burghse school in de tijd van Manus van der Jagt, aan de hand van verslagen
van de inspecteurs, naar aanleiding van de bijeenkomsten van onderwijsgezel-
schappen, het nieuwe schoolgebouw. Voor de brieven die hij schrijft aan Joost
van der Baan en met name het Postscriptum over Van Dale is dat niet relevant:
de lezer zij verwezen naar het interessante verhaal van Damman.
Jan Albertus Manus van der Jagt (1806 -1881)
(Coll. C.J. BootAlpben aan de Rijn)
Van der Jagts schoolboekjes
Zoals zo veel onderwijzers in zijn tijd (en in later tijd) probeert Manus van der
Jagt een centje bij te verdienen met het samenstellen van schoolboekjes. We
moeten daar niet te min over denken: (a) de salarissen op een dorpsschool
waren schamel en (b) er was in toenemende mate (vooral na de nieuwe onder
wijswet van 1857) behoefte aan modern onderwijsmateriaal.
Manus van der Jagt kreeg, toen na 1857 de gemeenten zelf de schoolgel
den moesten innen, een jaarwedde in Burgh van 560 gulden. Dat was welis
waar niet alles. Hij kreeg wat extra inkomen op basis van schoolgelden voor de
avondschool, bleef voorzanger en koster waarvoor de kerk hem betaalde. Maar
veel meer dan tussen de 600 en 700 gulden zai hij niet gebeurd hebben. Ter ver
gelijking: Van Dale kwam in Sluis tot ongeveer 1300 gulden.2 Overigens krijgt
Manus bij zijn terugtreden een pensioen van 400.
Van Manus van der Jagt zijn slechts enkele werkjes overgeleverd. Er zijn er meer
geweest. Zo schrijft Nagtglas in zijn Levensberichten van Zeeuwen (1889, 468)
86