der Baan - zie ook de brieven in de hiernavolgende bijlage. Van der Baan mani
festeert zich in Zaamslag als een onderwijsvernieuwer en het duurt even voor
dat de ouders aan hem gewend zijn. Het aantal leerlingen van zijn school groeit.
Maar Zaamslag heeft tot de ondeiwijswet van 1857 ook maar één school. Als er
in de buitengehuchten schooltjes komen, loopt op de dorpsschool van Van der
Baan het aantal leerlingen terug.
Van der Baan publiceert ondertussen steeds meer, vooral op het gebied van
de regionale geschiedenis, waar kerk- en onderwijsgeschiedenis zijn voorkeur
heeft. Voor Cadsandria - het jaarboekje voor Zeeuwsch-Vlaanderen waarvan J.H.
van Dale de redactionele spil is - levert hij frequent artikelen, evenals aan de
Bijdragen voor de oudheidkunde, inzonderheid van West-Zeeuwsch-Vlaanderen
van Van Dale en ds. Janssen van St. Anna ter Muiden. Van der Baan ontwikkelt
zich tot een geleerde onderwijzer en een intensieve archiefpluizer, een echte ver
zamelaar. Het leven in Zaamslag krijgt echter een pijnlijke wending.
In de kerkvergadering van 17 november 1859 komen 'Onvoegsame geruchten'
die over hem de ronde doen, ter sprake.' Zijn omgang met een zekere Maria
Versluys zou daartoe aanleiding geven. Van der Baan, die om opheldering wordt
gevraagd, betitelt deze geruchten als laster. De kerkvergadering denkt er anders
over en ontslaat hem van zijn kerkelijke ambten (koster en voorzanger). Van
der Baan neemt nu het heft in eigen handen. Op 26 januari I860 vraagt hij de
gemeente Zaamslag om een certificaat van goed gedrag, dat hem wordt ver
leend. Hij dient dan bij de Classis IJzendijke een bezwaarschrift in tegen de dooi
de kerkenraad geuite beschuldigingen en wordt in het gelijk gesteld. Nu hij offi
cieel is gerehabiliteerd, vraagt hij zelf ontslag uit zijn kerkelijke bedieningen. Dat
wordt hem gegeven.
De lei van meester Van der Baan is nu schoon, maar al ras gaat hij opnieuw over
de tong. En ook na een schorsing van drie maanden komt er geen eind aan. Nu
is de maat vol en in de raadsvergadering van 16 december 1862 wordt besloten
hem uit zijn functie te ontslaan. Bovendien zal hem de onderwijsbevoegdheid
worden ontnomen.
Joost van der Baan