geëvacueerd is niet bekend. In Het Meededelingenblad lezen we wel dat de korpssergeant-majoor, broeder P. Bakker, in Dordrecht terecht was gekomen, waar het korps had hem liefdevol opgenomen. Omdat Zierikzee vrijwel geheel ontruimd was, kon niemand van het Leger getuige zijn van de bevrijding van de stad op 7 mei 1945. En omdat het nog enige tijd zou duren voordat de bewoners en dus ook de heilssoldaten zouden terugkeren, bleef het korps nog enige tijd gesloten. Toen in het najaar van 1945 de bewoners van Zierikzee waren teruggekeerd naar hun huizen, zond ook het hoofdkwartier een nieuwe korpsofficier. Deze kreeg de opdracht het korps weer op te bouwen. Eerste samenkomst op zondag 28 oktober stond onder leiding van kapiteine J. Akkerman. Als ruggesteun besloot het hoofdkwartier het gebouw aan de Poststraat dat voor de oorlog nog gehuurd werd, aan te kopen. De kostprijs voor dit gebouw was op negenduizend gulden gesteld. Er was voor deze aankoop een anonieme gift van tweeduizend gulden ontvangen. Ter bemoediging bezocht de commandant het korps eind maart 1946 en juli 1949. Toch lukte het de achtereenvolgende korpsofficieren maar moeizaam het korps van cle grond te krijgen. Ook een evangelisatieactie door de kadettengroep uit Amstelveen (officieren in opleiding) op woensdag 23 juli zette weinig zoden aan de dijk. Er was ook veel gebeurd. Na de bevrijding keerden veel heilssoldaten niet temg naar het eiland, omdat zij hun bestaan elders wilden opbouwen. Degenen die wel terugkeerden hadden noch het geld noch de mogelijkheden om ergens anders te beginnen. Dit betekende dat het korps niet meer beschikte over mensen die daadkrachtig genoeg waren om het korps mee te helpen opbouwen en nieuwe mensen aan te trekken. Desondanks zou de vestiging van het Leger nog een belangrijke rol gaan spelen. Watersnood 1953 Eind januari 1953 stormde het verschrikkelijk vanuit het zuidwesten. Tegelijkertijd was er een springvloed. Door deze combinatie van factoren brak de ene na de andere dijk door. Ook Schouwen-Duiveland werd getroffen. Zierikzee stond voor een deel onder water. Toen de sirenes gingen en de korpsofficieren, de luitenants Gelderman en Wiegers zich bewust werden van de schrikkelijke situatie, openden zij direct het Legergebouw. De Poststraat stond immers nog droog. In een mum van tijd was de grote zaal gevuld met niet minder dan honderdvijftig mensen. Ze wisten niet hoelang ze daar moesten blijven. Voorlopig was er een warm gebouw waar ze konden slapen. De korpsofficieren zorgden voor koffie en thee. Gelukkig kwam er snel hulp van buitenaf. De volgende morgen werden allen die in de Legerzaal waren gevlucht, geëvacueerd en werd hun plaats ingenomen door militairen en andere hulpverleners. Zij gebruikten de Legerzaal als uitvalsbasis. Het nieuws van de ramp had ook het hoofdkwartier van het Leger bereikt. De commandant belegde op maandagmorgen een stafberaad waarin hij met zijn stafofficieren besprak wat het Leger te doen stond. Zij stelden tot hun vreugde vast dat er al veel officieren en soldaten op eigen initiatief bij de hulpverlening betrokken waren en dat de zalen van de korpsen Breda, Goes, Den Haag, Dordrecht, Vlissingen, Sliedrecht en Zierikzee open stonden voor de opvang van vluchtelingen. De commandant besloot dat de hele organisatie ter beschikking zou staan 107

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2007 | | pagina 109