van de hulpverlening. Tenslotte stelde hij voor dat het Leger, indien nodig, zoveel mogelijk mensen op de been zou brengen bij eventuele collectes en kledinginzamelingsacties. Diezelfde dag nog liet de commandant contact opnemen met de in Rotterdam zetelende autoriteiten die belast waren met de coördinatie van de hulpverlening in het getroffen gebied. Er werd overeengekomen dat het Leger ingezet zou worden in Zeeland om het Rode Kruis te ondersteunen. De Industriële Inrichtingen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Dordrecht kregen opdracht vrachtwagens klaar te maken voor de directe hulpverlening in het rampgebied." Korps Zierikzee kreeg een belangrijke plaats in de hulpverlening op Schouwen. Een van de korpsofficieren. Luitenant Gelderman, reed met een vrachtwagen om mensen die vanuit de getroffen gebieden met helikopters en amfibievaartuigen naar Zierikzee waren vervoerd, naar opvangcentra te brengen. De andere bleef achter in de zaal om daar de zaken te regelen. Van meet af aan werd er geprobeerd om de dijken te dichten. Zolang dit niet gebeurd was, kwam het lage deel van de stad bij vloed steeds opnieuw onder water te staan. Honderden dijkwerkers waren hierbij betrokken. Zij verbleven in de tientallen barakken die in een korte tijd overal op het eiland waren neergezet. Toen de militairen en de hulpverleners hun werk hadden gedaan, besloten de korpsofficieren zich te gaan richten op deze dijkwerkers. Zij werkten elke dag hard en hadden behoefte aan ontspanning, dus werd de Legerzaal als recreatieruimte ingericht. Van een van deze dijkwerkers kwam het voorstel om het Legergebouw 'De Lichtboei' te noemen. Dit voorstel werd door Gelderman overgenomen. Inmiddels werd het gebouw ook gebruikt als opslagruimte voor ingezamelde kleding en andere goederen die naar Zierikzee gestuurd waren. Hier vanuit vond ook de distributie plaats. De latere Belgische hoogleraar Diederik Quatannens omschreef in zijn eindrapport het belang van het werk dat gedaan werd vanuit de Legerzaal. Op het hoofdkwartier was inmiddels ca. 250.000 gulden ontvangen in verband met de watersnood. Tijdens de financiële raad van 27 februari werd besproken hoe dit geld besteed zou worden. Een deel van het bedrag was bestemd voor een kantine in korps Zierikzee. De inventarisaanvrage van 1.448,65 gulden werd goedgekeurd evenals de personeelskosten voor 18 maanden a 5.000 gulden. Daarnaast kreeg het korps de beschikking over een filmapparaat. Het merendeel van het geld (150.000 gulden) ging echter naar de nieuwbouw van een kindertehuis in Voorburg. Hier zouden kinderen uit het rampgebied kunnen worden opgevangen. Ook werd 25.000 gulden gereserveerd voor de aanschaf van een kantinewagen, die ingezet zou worden bij toekomstige rampen. In korte tijd werd er een kantine in de Legerzaal ingericht. Het korps was nu meer een recreatiecentrum geworden. Op 21 maart werd dit centrum officieel overgedragen aan de korpsofficier van Zierikzee, luitenant J. Gelderman. Hoewel de dijken inmiddels waren gedicht, was het gewone leven in Zierikzee nog niet helemaal teruggekeerd. Er moest nog veel worden schoongemaakt. Voor dit doel had de Wereldraad van Kerken een groep van vijfendertig jongeren vanuit de hele wereld gestuurd om hierbij te helpen. Zij werkten in de 'prut', haalden 'prut' uit de huizen en hun overalls zaten onder de 'prut'. Op 22 augustus meldde de Strijdkreet dat deze 'prutploeg', zoals ze zichzelf al snel noemde, in de Legerzaal bivakkeerde. 108

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2007 | | pagina 110