In het algemeen waren de na-oorlogse jaren niet de slechtste voor het bioscoop bezoek. Echter, nadat de gemeente Zierikzee zich begin 1957 al eens had voor genomen de vermakelijkheidsbelasting van 20% naar 30% te verhogen, moest de heer J. Coumou in 1959 wederom namens de Raad van Bestuur van de N.V. Concertzaal in de pen klimmen om het gemeentebestuur van Zierikzee te verzoeken om verlaging van de vermakelijkheidsbelasting op bepaalde categorieën films. Hij voerde daarbij aan dat de concurrentie van de televisie steeds groter werd en dat vrije tijd in toenemende mate anders besteed werd, bijvoorbeeld aan bezoek aan voetbal, toerisme, luisteren naar LP's en bandrecorders, terwijl in zijn ogen ook de evolutie van het gemotoriseerde verkeer een belangrijke rol speelde. Een deel van deze argumenten is ook nu nog van invloed op de daling van het bioscoopbezoek. Jaren zestig In mei 1962 werd er weer verbouwd in de Concertzaal. Met name de foyer werd onder handen genomen. Namens de in Groningen woonachtige aandeelhoudster mevrouw Geldennan werd een ets aangeboden aan het bestuur van de Concertzaal. Dat het minder ging met de bioscoop kreeg in maart 1964 zijn weerslag toen werd besloten om nog maar één keer in de veertien dagen in het weekend films te vertonen, een maatregel die een jaar later overigens weer werd teruggedraaid. In het voorjaar van 1965 bedroeg het gemiddeld aantal bezoekers per weekend 151, een gemiddelde dat vertekend werd door de 1240 bezoekers die de film "Irma la douce" eind maart in vijf voorstellingen trok. In totaal kwamen er in die drie eerste maanden van 1965 iets meer dan 4700 bezoekers naar de reguliere filmvoorstellingen in de Concertzaal, een verhoudingsgewijs wel iets beter resultaat dan de ruim 5000 bezoekers uit het tweede halfjaar van 1964. Het waren de voortekenen van een naderend einde. Zie voor de ontwikkeling van de bezoekcijfers bijlage 2. Op 11 oktober 1966 vraagt de heer Coumou, die vanuit het directiekantoor van bakkerij- grondstoffenfabriek Zeelandia de Concertzaal programmeerde, om advies aan zijn collega Van Liere te Goes (die sinds 1958 in ruil voor een commissie adviseerde over de programmering in Zierikzee) over wat te doen. Een week later schrijft hij aan de Nederlandse Bioscoopbond dat de ontvangsten en het bezoek van dien aard zijn dat voortzetting niet verantwoord is. Hij verzoekt de Bond dan ook de bioscoop uit te schrijven uit het register en op de zogenaamde lijst van geen bezwaar te plaatsen, zodat er incidenteel nog wel filmvoorstellingen kunnen worden georganiseerd. Coumou besluit met: "In Zierikzee zouden we dan per 1 december 1966 als permanente bioscoop willen eindigen". Bioscoop Bom in Haamstede Met het voorgaande zinnetje wordt de indruk gewekt dat de heer Coumou zeggenschap had over meer bioscopen en dat was ook zo. In Haamstede bevindt zich naast hotel Bom een zaaltje dat TAVENU heet, de afkorting van Ter Algemeen Vermaak En Nuttige Uitspanning. Het is ook nu nog de naam van gezelligheids- en toneelverenigingen, dan wel van gebouwen voor ontspanning. Ook voor de Tweede Wereldoorlog waren hier wel eens films gedraaid. Na de oorlog werd begonnen met filmvertoningen in de garage van het hotel die hiervoor omgedoopt werd in 'Cinema Bom'. De eerste speelfilm die hier draaide was "The red blood of courage" (1935) van John English. Deze voorstellingen werden uitgevoerd onder het motto van de Nederlandse Film Unie, maar geëntameerd door de fervente cinemaliefhebber W.J. Bom, de eigenaar van het hotel. Eén van de films 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2007 | | pagina 129