In het tweede kwart van de 15e eeuw werd een kleine nieuwe ruimte middenin
het huis gebouwd die wordt geïnterpreteerd als keuken. Deze investeringen en
de verdere specialisering van het ruimtegebruik laten een toenemende mate van
welvaart zien. De keuken (apart van de achterkamer) en de grote haarden wijzen
op een luxe, representatieve stadswoning. Dat deze toegenomen welvaart nog
steeds gepaard ging met enige agrarische activiteiten blijkt uit het feit dat ook
dit huis nog steeds beschikte over een stal. Deze was wel anders ingericht dan
voorheen. De agrarische functie verdween eerst tussen 1450 en 1600 toen de stal
op een gegeven moment niet meer herbouwd werd.22 Opvallend is verder dat de
achterkamer van een zware fundering is voorzien hetgeen er op wijst dat op het
achtervertrek mogelijk een volwaardige bakstenen verdieping (met zolder) was
geplaatst.23
De hoeveelheid vondsten die met deze stedelijke bewoningsfase verband
houdt, is dermate groot dat de vondsten hier niet in detail kunnen worden
besproken. Zij verschaffen ons wel een goed inzicht in het dagelijkse leven
van de laatmiddeleeuwse bewoners van de verschillende huizen. Diverse
gereedschappen, vondsten en in sommige gevallen ecologische resten wijzen erop
dat zij, naast de agrarische activiteiten, ambachten beoefenden van schoenlapper,
metaalbewerker, wol- en lakenbewerker(?), beenbewerker, touwslager(?), alsook
houtdraaier. De tijdens de opgraving aangetroffen schoenen laten zien dat deze
eerder werden vervangen door een nieuw paar dan dat ze werden opgelapt. Het
meeste schoeisel is middelhoog, een compromis tussen modieus en praktisch, en
is niet of slechts eenvoudig versierd.
Houten nap uit c!eperiode 1300-1425
(bron: De Koning et al. 2007).
Juk (1350-1375; bron: De Koning et al. 2007J
14