De gevangen genomen zeelui werden door de Barbarijse kapers beschouwd als
slaven. Ze werden redelijk tot goed behandeld, dit in tegenstelling tot hetgeen
daarover werd verteld. Verhalen over gruwelijke martelingen werden vooral in
omloop gebracht om het medelijdend publiek over te halen tot het geven van
geld om de gevangenen los te kopen. De gevangenen moesten wel hard werken,
maar de zeelui waren dat gewend. Slaag kregen degenen, die werk weigerden of
zich niet aan de regels hielden. De eigenaren van de tot slaven gedegradeerde
zeelieden was er veel aan gelegen hen in goede conditie te houden. De eigenaren
waren bereid hun gevangenen los te laten tegen betaling van een forse losprijs.
Daarvoor werd contact gezocht met vertegenwoordigers van kooplieden uit de
Republiek of met de consulaten in Noord-Afrika. Zolang de losgelden nog niet
gearriveerd waren, moesten de slaven goed verzorgd worden. Zelf kon de zeeman
zijn vrijheid alleen krijgen indien hij tot de Islam overging, maar dit kwam zelden
voor. Voor bekeerlingen kon geen losgeld worden verwacht en daarom zagen de
eigenaren het liefst dat hun gevangenen Christen bleven.3
Ook Zierikzeese zeelui werden in de 17de eeuw gevangen genomen door
Barbarijse kapers. Voor de familie was er geen andere keus dan het bijeenbrengen
van de losprijs, die vervolgens langs diplomatieke weg zijn bestemming vond.
Naast het geld dat ze als familie op tafel konden leggen, waren ze vooral
aangewezen op collectes langs de deur. Omdat het jaren kon duren voordat het
geld bijeen was vergaard, koos men ook wel voor borgen, die garant stonden
voor het benodigde bedrag waarmee de zeeman kon worden vrijgekocht. Op
die wijze kon het loskopen worden bespoedigd. Cornelis Cornelissen is een
voorbeeld van een gevangen genomen Zierikzeese zeeman. Met zijn zwager,
schipper Leendert Jansen, was Cornelis op 6 maart 1656 vanuit Middelburg met
het schip 'Den Poolsen Coopman' vertrokken naar Cadiz, toen bekend als Calis
Malis, om vandaar door te varen naar Malaga. Toen het schip in de Straat van
Gibraltar zeilde, werd het door Barbarijse kapers geënterd. Cornelis Cornelissen
werd vervolgens als slaaf verkocht. Zijn vrouw, Jacomijnken Willems, werd op
de hoogte gesteld. Zij moest proberen het losgeld bij elkaar te krijgen. Met steun
van het stadsbestuur van Zierikzee kreeg Jacomijnken onder meer de beschikking
over de gelden, die op Schouwen-Duiveland door de inwoners en de kerken
waren bijeengebracht voor het loskopen van Herman Willemsen uit Brouwersha
ven. Volgens de geruchten had deze zich tot de Islam bekeerd en wilde daarom
niet terugkeren. Het kostte Jacomijnken Willems nog veel moeite het volledige
bedrag bij elkaar te krijgen. In 1658 kwam ze nog een klein deel te kort. Op
haar verzoek zegde het stadsbestuur toe dit verschil bij te passen in de vorm
van een lening. Eerst in 1660, vier jaar na zijn gevangenneming, keerde Cornelis
Cornelissen in Zierikzee terug. Tijdens zijn gevangenschap was hij tot twee keer
toe aan zijn arm gewond geraakt, zodanig dat hij het normale scheepswerk niet
meer kon doen.4
Cornelis Cornelissen was er nog goed vanaf gekomen. Er waren heel wat
tragischer gevallen. In 1661 werd een lijst opgesteld van gevangen genomen
zeelui, afkomstig uit Zierikzee. Het betrof vier personen. Lambrecht Jorisz. Borst,
37 a 38 jaar oud en geboren in Oosterland, was gekaapt met zijn schip 'Loande',
waarvan Abraham Wisse schipper was. Zij waren ongeveer veertien jaar daarvoor
vanuit Vlissingen vertrokken. Het laatste levensteken dateerde van drie jaar
tevoren. Toen ontving de familie een brief van hem vanuit Algiers, gedateerd
20 september 1658. Het tweede slachtoffer was Cornelis Hubrechtsz. Vaillant uit
20