f;
Biskaje voeren, moesten de schipper, stuurman en matroos drie stuivers per pond
Vlaams afdragen. Tenslotte moesten degenen, die op schepen voeren bewesten
kaap Finisterre (Noord-West-Spanje) vijf stuivers per pond Vlaams betalen. Het
totale bedrag werd over de gehele gage berekend en moest worden ingehouden
door de boekhouders van de schepen. Tenslotte werd voorgesteld drie leden
uit de raad, de twee pensionarissen en een aantal kooplieden, namelijk de oud
burgemeester Van der Schatte, Bodt, Van der Os, Isack Boom, Van Verre, Plevier
en Dingeman Jansse aan te wijzen. Zij kregen als opdracht om een reglement op
te stellen waarin onder andere het bestuur over het fonds zou worden geregeld.
De raad verenigde zich met dit voorstel van burgemeesters en thesauriers op 19
januari 1735. Nog diezelfde dag liet het stadsbestuur het besluit tot oprichting van
de beurs bekendmaken. In de publicatie werd eraan toegevoegd dat de te beta
len bijdragen zo laag mogelijk waren gesteld en dat het besluit genomen was in
het belang van de zeevarende burgerij.
X
y-crcr dc ZTtlTTl
Reglement van de Slavenkas. (Coll. Gemeentearchief Schouwen-DuivelandArchieven stad Zierikzee,
inv. Nr. 885.)
Op 7 maart kwamen oud-burgemeester dr. Jacob de Witte van Eikerzee, mr. Pieter
Mogge van Renesse, Lieven Boeye en enkele kooplieden samen in de thesau
rierskamer van het stadhuis. Zij bereikten overeenstemming over de inhoud van
het reglement, dat vervolgens werd aangeboden aan de raad ter vaststelling.
De raad behandelde het concept op 10 maart 1735 en stelde het vast. Boven
het reglement werd de aanduiding 'Slaave Beurs' geplaatst. Artikel 1 bevatte
het besluit tot oprichting en de te betalen bijdragen door de zeelui. Artikel 2
omschreef het criterium om gelost te worden na gevangenneming door de
'Barbaren' of 'Turken'. Uitsluitend het varen op een Zierikzees koopvaardijschip
was reden om bij te dragen. Volgens artikel 3 moest de familie van in slavernij
gevoerde personen collecteren zoals vanouds de gewoonte was. Het ontvangen
t
25