Op 30 november werd het droevige nieuws in de stadsraad van Zierikzee
medegedeeld. De boekhouder van het schip, Cornelis Bodt, werd gemachtigd om
in overleg met de commissarissen te onderhandelen over het loskopen. Na bijna
tweeënhalf jaar gevangenschap kwam de bemanning vrij.26 Dit gebeurde dankzij
de eind 1752 gesloten vrede tussen de Staten-Generaal en de keizer van Marok
ko. In totaal 41 opvarenden van koopvaardijschepen herkregen hun vrijheid.
Voorts werden 150 opvarenden van het oorlogsschip 'Huis in 't Bosch' gelost. Dit
schip was eind 1751 op de kust van Barbarije gestrand.2 Bodt had het benodigde
bedrag van 5.400 gulden voorgeschoten, dat, inclusief rente, werd vergoed
door de Slavenkas. Bovendien kreeg hij ook vergoed de bedragen, die hij had
overgemaakt om de schipper en zijn bemanning tijdens hun gevangenschap te
ondersteunen. Het ging om ongeveer 475 gulden. Tenslotte kreeg hij ook alle
onkosten terug, die hij had gemaakt om de schipper en de bemanning los te
kopen. Met deze onkosten was een bedrag gemoeid van bijna 420 gulden. Als
losgeld voor alle slaven was in totaal driehonderdduizend gulden betaald.28
Kapitein Barend Valentijnse, de stuurman en de matrozen kregen wegens alle
doorstane ontberingen en hun armoedige staat een toelage. De raad van de stad
bepaalde op 7 maart 1753 dat de kapitein veertig Zeeuwse rijksdaalders kreeg,
de stuurman dertig en elke matroos 25 rijksdaalders. Deze toelagen werden uit
de Slavenbeurs betaald.29 Barend Valentijnse bleef de koopvaardij trouw. Hij
was in 1715 in Nooiwegen geboren en in 1744 ingeschreven als poorter van
Zierikzee. Valentijnse maakte als schipper op Zierikzeese schepen nog talrijke
reizen, onder meer naar het Middellandse zeegebied. Dat hij deze nare periode
ook financieel weer te boven kwam, blijkt uit de boedelinventaris, die hij in 1761
overlegde na het overlijden van zijn echtgenote Tona Pieters. Hij had een eigen
huis aan de Nieuwe Haven en de inventaris sloot met een batig saldo van ruim
vijfduizend gulden. Valentijnse werd op 12 maart 1781 in Zierikzee begraven na
nog tweemaal te zijn hertrouwd.30
Naar een sociale doelstelling
Door verschillende omstandigheden was er geen sprake meer van het kapen
van Zierikzeese schepen. Dat kwam niet alleen doordat de kapersactiviteiten
geringer in omvang werden. De Zierikzeese koopvaardij ging in de tweede helft
van de 18de eeuw achteruit. In de periode 1746-1775 verminderde het aantal
koopvaardijschepen van 84 naar 28 schepen. Dientengevolge vertrokken steeds
minder schepen naar zuidelijker wateren waar gevaar voor kapingen te duchten
W3.S.
De Slavenbeurs was opgericht als fonds voor het loskopen van gevangen
genomen zeelui. Dat risico kon echter ook op andere wijze gedekt worden,
namelijk door het afsluiten van een verzekering. Op verzoek van het bestuur
van de Slavenkas ging de stadsraad in 1755 ermee akkoord dat de retourreis van
Algiers naar Zierikzee werd verzekerd. Aanvankelijk lukte het niet die verzekering
geplaatst te krijgen tegen de premie die men in gedachten had. Maar na nadere
oriëntatie lukte dat alsnog. De kosten werden door de Slavenkas betaald. Het
ging om de bemanning van de schepen 'Rustenburg' (schipper Roeland Rasmus)
en 'de Vliegende Faam' (schipper Huibregt Janse). Beide schepen maakten een
reis naar de Middellandse Zee en werden voor 4.500 ponden Vlaams (27.000
gulden) verzekerd.31
Dit precedent gaf aanleiding nog een stap verder te gaan. In 1756 verzocht de
29