vertaalde handleiding kregen de deelnemers een goed inzicht in aanschouwelijke
mechanica, elektrostatica, optica en dergelijke. Door de geheimen van de natuur
te bestuderen, konden de leden 'de almagt des Scheppers meer van nabij en in
bijzonderheden leren kennen'. De aandacht ging in die tijd vooral uit naar de
wonderlijke verschijnselen die men kon oproepen met de elektriseermachine en
de Leidse fles.6 Om de verschijnselen te kunnen verduidelijken was er het een
en ander aanwezig aan instrumenten. In 1796 werd de collectie van het Goese
gezelschap aangekocht, welke bij aanschaf indertijd ongeveer 2600 gulden had
gekost. Dit was door de leden betaald, het grootste deel door genoemde Marinus
Slabber. De Zierikzeeënaren hadden er een koopje aan: ze betaalden er 1000
gulden voor. Daarvoor kregen ze in bezit "een lugtpomp en werktuigen voor
de mechanica en optica en een elektriseermachine." Natuurlijk ontbraken een
hemel- en een aardglobe en een microscoop evenmin in de uitrusting. Het
waren stuk voor stuk kostbare instrumenten. Slabber had de globes gekocht bij
de beroemde Londense firma Adams en betaalde daar 148 gulden voor.8
Een globe uit 1798, gemaakt door Dudley Adams.
www.georgeglazer. com
Met een luchtpomp onderzocht men de eigenschappen van lucht. Met behulp van
de werktuigen voor de mechanica onderzocht men de invloed van krachten die
op bewegingen van voorwerpen werken. Onder optica verstaat men instrumenten
waarmee het gedrag van licht wordt bestudeerd, zoals lenzen, spiegels en
prisma's.9 Het peil van de lezingen is moeilijk te beoordelen. Veel hing af van
de spreker. Waarschijnlijk werden de experimenten alleen uit de leerboeken
herhaald. Oorspronkelijk en vernieuwend werk werd in dit soort genootschappen
zelden gedaan. Er kan van uitgegaan worden dat bij gebrek aan een plaatselijke
universiteit maar zelden hoogleraren aan de genootschapsavonden deelnamen.
Maar zo nu en dan was er toch wel eens een spreker van formaat aanwezig,
zoals later zal blijken.
Plaats van bijeenkomst
Waar het Physisch College voor 1794 en tussen 1795 en 1804 bijeen kwam,
is niet bekend. Mogelijk gebeurde dit bij een van de leden thuis. Zij hoorden
meest tot de bemiddelde stand en woonden over het algemeen niet klein.
Begin negentiende eeuw was er bij het gezelschap behoefte ontstaan aan een
eigen ruimte. Op 28 mei 1804 verkreeg men Oude Haven wijk D nummer 410
41