1805 werd hij ook aangesteld als lector in de anatomie en fysiologie. Vermoedelijk
gaf hij deze lessen in de anatomiekamer van het toen nog bestaande Gasthuis.17
Zijn salaris werd betaald uit het legaat Mogge. Zierikzee was voor zo'n groot
talent te klein en in 1809 aanvaardde hij op 1 juni een leerstoel aan de Franeker
hogeschool als hoogleraar in de wis- en natuurkunde. De academie aldaar werd
echter in 1811 op last van keizer Napoleon opgeheven. Hierna deed de Leidse
universiteit een beroep op Ekama, waar hij tot zijn dood in 1826 als hoogleraar
werkzaam bleef.18
6. Jacob Abraham Dompeling werd in Utrecht geboren op 23 september 1787.
Vanaf 1804 studeerde hij theologie te Utrecht. Op zeven april 1814 werd hij
bevestigd als predikant te Burgh op Schouwen, maar zes maanden later maakte
hij de overstap naar Zierikzee. Dompeling gaf les in wis- en natuurkunde aan de
Latijnse school. Het lag voor de hand dat hij regelmatig als lector fungeerde voor
het Physisch College. Ds. H.M.C. van Oosterzee (1806-1877), wiens vader predikant
te Zonnemaire was, vertelt in zijn Levensschets dat hij mathematisch onderwijs
kreeg van "den als leermeester der Wiskunde onovertrefbaren J. A. Dompeling"
en dat hierdoor zijn "lust tot wiskunde" gestimuleerd werd.19 Om diverse redenen
koos Van Oosterzee toch voor een studie theologie. In het opheffingsjaar van liet
genootschap verscheen van Dompelings hand: Leeirede bij gelegenheid van de
oprichting der Nieuwe Zierikzeesche Visserij op 28 november 1819" en later nog
"Aanspraak bij het uitvaren der eerste haringschepen op veertien juli 1820.Tien
jaar later, in 1823, aanvaardde hij het ambt van hoogleraar in de wijsbegeerte
(waartoe destijds ook natuurkunde behoorde) aan het Atheneum te Deventer. Bij
zijn intrede aldaar hield hij een redevoering in het Latijn over "De waarheid en de
wijze waarop zij verkregen of gevonden kan worden". En in 1831 sprak hij over
"De macht en de voortreffelijkheid der mathesis om den geest voor te bereiden tot
studie der overige wetenschappenMet de waarheid wilde het hem persoonlijk
niet goed lukken. Op 24 juli 1834 veroordeelde het Hof van Assisen te Zwolle
hem wegens gepleegde valsheid in geschrifte tot een half uur te kijk zetting
op een schavot, brandmerking, acht jaar tuchthuisstraf, vijftig gulden boete en
betaling der gerechtskosten. Hij ontliep deze straf door uit te wijken naar Aken.
Dompeling overleed op dertien maart 1873.
7. Robbert Carel Ermerins, de laatste voorzitter van het Physisch College, werd in
1760 geboren als zoon van een burgemeester van Sluis, en studeerde medicijnen
van 1783 tot 1788 te Leiden. Uit zijn uit 1788 daterende proefschrift, handelend
over de Zeeuwse lucht en de indertijd heersende 'Zeeuwse koortsen', is op te
maken dat hij zich door Baster heeft laten beïnvloeden. Hij werd poorter van
Zierikzee op twee maart 1789, waar hij een aanstelling verkreeg als stadsdoctor.
Op vijf februari 1795 werd hij als lid van de raad aangesteld. Op zijn vakgebied
was hij lange tijd president van de plaatselijke Commissie voor Geneeskundig
Toe(ver)zicht, als opvolger van dr. Nicolaas de Kater. In zijn tijd begon men met
het vaccineren van kinderen tegen pokken. De overheid zag hier het belang van
in, maar veel ouders waren er huiverig voor. Ermerins wist velen te overtuigen
van het belang hiervan, dat hij in 1820 een koninklijke gouden medaille ontving
wegens het in het jaar 1818 door hem verrichte hoge aantal vaccinaties. Met zijn
gezin bewoonde hij het grote pand aan het Havenplein, nummer 25. Robbert
Carel Ermerins overleed na een werkzaam leven te Zierikzee op 20 april 1844.
Zijn oudste zoon Jan Willem Ermerins (1798-1869) verdient in dit verband ook
enige aandacht. Achttien jaar jong ging hij studeren in Leiden. In die periode
47