Omdat het assortiment nog altijd beperkt was ging het zoeken verder. Imperator (een blauwe iris) werd gekruist met Tingitana, een soort die in de buurt van Tanger (Marokko) voorkomt. Uit deze kruising werd Hildegarde gewonnen. De belangrijkste kruising was echter White Excelsior met Xiphium Lusitanica, een Spaanse iris eveneens gevonden in Marokko. Deze kruising bracht een verschei denheid aan purper bloeiende bloemen voort maar met een korte stengel. Twee jaar later werd White Perfection gekruist met een zaailing uit de eerste kruising en daaruit werd Purple Sensation gewonnen, diep paars van kleur. Een kleur die er nog niet was en die op de beurs in het Krelage-huis in Haarlem in 1952 een sensatie was. Vijfentwintig kilo werd te koop aangeboden, verpakt in zakjes van 5 kg. Voor één zakje werd 2500,- betaald, wat nooit eerder was gebeurd. Toen Johan van Waveren na die dag thuis kwam was het eerste wat hij zei:"Geef me eens een pak suiker vandaag betaalden kwekers mij 500,- voor 1 kilogram. Purple Sensation. Niet te geloven!" Jammer genoeg ging in 1953, het jaar van de Watersnoodramp, veel materiaal verloren waaronder de eerste zaailingen van bovengenoemde kruising. Eén akkertje op het perceel Tempelbosch bleef droog omdat het vlak achter de duinen lag en dat was het behoud van de purperen iris. Het profijt wat een bedrijf had van het op de markt brengen van een nieu we soort duurde maar kort. Iedere firma mocht Purple Sensation verder kweken. Kwekersrecht bestond nog niet. Het veld met blauwbloeiende wilde irissen uit Marokko is na een paar jaar ver loren gegaan. Ze waren niet bestand tegen het Hollandse klimaat, maar waren al wel gebruikt om te kruisen. Alle kruisingen vonden plaats in de jaren 1935-1940. Vier jaar duurde het voor het, in kleine kistjes gezaaide zaad, bloeide. De zaai sels die hieruit ontstonden werden zeer nauwkeurig bekeken en beoordeeld op kwaliteit en mogelijkheden, er werd vooral gelet op kleurafwijkingen binnen een kleur, in vaktaal verlopingen genoemd. Met een bolletje van een interes sante kleur werd dan verder gekweekt. Dit hele proces kon zo'n tien tot vijftien jaar duren. Heel veel zaaisels werden weggegooid omdat er niets in zat. Bij het beoordelen van de vele zaaisels was ook Johan van Waveren nauw betrokken. De zondagse wandeling eindigde, in de bloeiperiode, vaak met een bezoek aan de broeikas achter de 'de Zonne'. Dan werden alle bloemen bekeken. Zelf herin ner ik me nog heel goed de vochtige warmte en de geur die in het kasje hing. De geschiedenis van de Hollandse iris. De komst van de Hollandse irissen was een gebeurtenis van grote betekenis. Spaanse irissen werden al rond 1600 gekweekt en in cultuur gebracht. Het was Clusius die 1564 op zijn reizen door Spanje en Portugal de bloemen ontdek te en de bolletjes meenam naar Nederland en het was de firma Van Tubergen die voor het eerst melding maakte van een Spaans ras dat ongeveer veertien dagen vroeger bloeide dan de Spaanse, namelijk de iris Xiphium praecox met grote violetblauwe bloemen. Deze zelfde firma kweekte ook een ander groot- bloemig Spaans ras Lusitanica, fraai geel en wit gekleurd. De directeur, de heer Hoog, kruiste deze twee species met de bedoeling vroeger bloeiende irissen van het Spaanse type te winnen. Deze zaailingen bloeiden inderdaad veertien dagen vroeger en met rijk gekleurde grotere bloemen. Ze kregen de naam Hollandse Irissen. In diezelfde tijd waren ook de gebrs De Graaf bezig met het verbeteren van de Spaanse iris. Het resultaat was ook hier boven alle verwachtingen mede omdat de opgaande bloembladen langer en rechtop staande waren. Zij brachten 75

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2007 | | pagina 77