geen tarief hoeven te betalen, worden zij als volwassenen aangeslagen omdat er
geen volwassen gezinsleden tegenover staan. Zij, en de andere verzekerden bij
de stichting, krijgen de derde klasse verpleging tot 56 dagen volledig vergoed.
Wel kan er een naheffing van de specialist volgen omdat het tarief derde klasse
maar 90 procent beslaat van het officiële Rijksverzekeringstarief.
Na oprichting volgen nog oriënterende bezoeken aan de Stichting
Ziekenhuisverpleging in Utrecht en aan het Staatstoezicht Ziekenfondsen in
Amsterdam. Utrecht geeft onder meer aan geen leeftijdsgrens te hanteren:
'De statistieken wijzen uit dat kinderen van 12 evenveel kosten als grijsaards'.
Financieel expert van Staatstoezicht De Wit stelt dat het tarief van 20 cent per
week voor leden ouder dan 16 jaar aan de lage kant is. Hij meent dat 25 of
zelfs 28 cent passender is, zeker voor een jonge stichting. Bovendien moet de
aanname van nieuwe leden zeer selectief zijn om te voorkomen dat er te veel
'slechte risico's' insluipen.
Afwijzingen
Het bestuur heeft de waarschuwing van De Wit goed in zijn oren geknoopt.
Aanvragen voor een lidmaatschap van ouderen (de verzekering houdt op bij 60
jaar), mensen met een zwakke gezondheid, en chronisch zieken worden vrijwel
altijd afgewezen, of hun vergoeding beperkt. Zo wordt een gezin wel toegelaten
tot de derde klasse verzekering maar met uitsluiting van verpleging en behandeling
van het jongste kind. Bovendien moet op de archiefkaart aangetekend worden dat
het jongetje lijdt aan "de ziekte van Gee-Herter", tegenwoordig beter bekend als
glutenallergie. Een andere aanmelding wordt wel toegelaten maar met uitsluiting
van verpleging en behandeling veroorzaakt door suikerziekte of de gevolgen
daarvan. Eén afgewezen aanvraag, zonder dat er verder Inhoudelijk op wordt
ingegaan, staat tamelijk harteloos in de notulen genoteerd als een "typisch geval
voor een kneusjesverzekering". Tot december 1966 bestaat er geen mogelijkheid
van beroep; pas dan wordt een arbitragecommissie ingesteld.
Uitbreiding dekking
Per 1 januari 1949 verhoogt het bestuur de premie met een dubbeltje omdat
de verpleegprijs met 1,50 gulden per dag verhoogd is. De verzekerden krijgen
hiervoor wel voor het eerst enkele poliklinische behandelingen (amandelen,
beenbreuken en operaties zonder verpleging) vergoed. Het tekort over 1948
bedraagt op 1935 verzekerden 1130,40.
Een half jaar na de eerste verhoging komt er nog eens tien cent per week bij
vanwege de hogere verpleegprijs. Verpleging in het ziekenhuis wordt tot 6
gulden vergoed. Voor het eerst komt ook sanatoriumverpleging voor vergoeding
in aanmerking 4,50 per verpleegdag). Vanaf 1950 kunnen de leden zich
aanvullend verzekeren voor een volledige vergoeding voor het sanatorium. Dit
kost 90 cent per jaar per volwassene. Twee jaar later wordt bijverzekeren tot en
aanvullend verzekeren voor de tweede klasse mogelijk.
In 1953. het jaar van de watersnoodramp, is er niet vergaderd. In 1954 komen in
de verslagen wel enkele claims van evacués voor die tijdens hun verblijf buiten
Schouwen-Duiveland verpleegd zijn.
Kneusjes
De kneusjesverzekering komt in december 1956 in een andere context ter sprake.
87