is de ontwikkeling vanaf de l6e eeuw redelijk te volgen; al bestaan er nog onduidelijkheden. Zo zijn mogelijk (kleine) wijzigingen in het stratenpatroon opgetreden, of is wellicht de rooilijn in de loop der eeuwen veranderd. Uit de genoemde periode is, vooral met betrekking tot het dagelijkse leven, nog maar weinig historische informatie bekend.8 Mede omdat in de 19e eeuw een groot deel van het stadsarchief als 'scheurpapier' is verkocht, is een belangrijke rol weggelegd voor archeologisch onderzoek om de wel bekende historische gegevens aan te vullen en mogelijk ook een onbekend deel van het verleden van Zierikzee en haar bewoners aan het licht te brengen. Voor beide disciplines, de archeologie zowel als de historie, geldt dat er slechts fragmenten van het verleden aan ons overgeleverd zijn. Het is door het bijeenbrengen van steeds meer historisch-archeologische fragmenten dat het inzicht in het verleden vergroot wordt. Stadsarcheologie, het onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van de steden, is wat dat betreft een historische wetenschap bij uitstek. Het is tegelijkertijd één van de meest complexe vormen van archeologie doordat door de eeuwenlange bewoning een opeenstapeling en wirwar van funderingen, ophooglagen en vele grondsporen ontstaan is met (vaak) een zeer grote hoeveelheid aan vondsten.9 De ontwikkeling van de bewoning aan de Korte Nobelstraat Van de vroegst mogelijke (ijzertijd-Romeinse tijd, ca. 800 voor - 450 na Chr.) bewoning zijn tijdens de opgraving aan de Korte Nobelstraat, op twee scherven Romeins aardewerk na, geen resten teruggevonden. Van de overige vondsten dateren de oudste uit de tweede helft van de 13e en de eerste helft van de I4e eeuw. De meeste vondsten dateren echter uit de 14e eeuw en latere perioden. Aan de hand van de opgravingsresultaten kan aldus een beeld gevormd worden van de ontwikkelingen aan de Korte Nobelstraat vanaf ca. 1250 na Chr. Deze valt uiteen in de vroeg-stedelijke fase met bewoning en activiteiten (1250-1350), de stedelijke bewoning uit de periode 1350-1600 en de postmiddeleeuwse bewoning vanaf 1600 tot ca. 1950. Adellijke woonstede wordt woonwijk 1250-1350) De oudste sporen betroffen een gracht met beschoeiing, alsmede een deel van een tweede gracht die waarschijnlijk buiten het opgegraven terrein op de eerste gracht aansloot. De gracht is meer dan 5 a 6 meter breed en meer dan 30 meter lang geweest.10 Om afkalving tegen te gaan was de gracht aan de buitenzijde verstevigd door een beschoeiing bestaande uit losse bakstenen, hergebruikte ronde palen, planken, balken, vlechtwerk en andere houtdelen. Het geheel werd bijeen gehouden door twee rijen in de grond geslagen palen, planken of balken, welke op regelmatige afstand van elkaar waren geplaatst. Het deel van de gracht dat dicht tegen de Korte Nobelstraat aan lag, was niet voorzien van een beschoeiing. Dit zou erop kunnen duiden dat de beschoeiing langs de latere Steiltjesstraat af gelegen gracht ook een waterkerende functie had in verband met de ligging in of nabij het spuikomgebied. Het door de beide grachten (grachtdelen) afgebakende gebied was ongeveer 25 bij 25 meter groot en zal met de grond uit de gracht(en) opgehoogd zijn geweest. De gebouwen op het omgrachte verhoogde terrein kenden waarschijnlijk een lichte constructie waardoor er geen grondsporen bewaard zijn gebleven. Opvallend is dat geen dieper ingegraven sporen, zoals keermuren of waterputten, zijn teruggevonden. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2007 | | pagina 9