Nog voor het overlijden van Andries Heshuijsen werd hij tot boekhouder van de
firma bevorderd en kon hij zich onder toezicltt van Heshuijsen in zijn nieuwe functie
bekwamen. Na de dood van Heshuijsen kreeg IJzerman de "directie en beheeringe"
over alle zaken betreffende het handelshuis, waarvan hij een goede administratie
moest bijhouden. Jaarlijks moest hij daar verantwoording voor afleggen. Voldeed hij
aan die eis, dan ontving hij naast zijn salaris een bonus van honderd gulden.
In 1773 bestond het scheepsbestand van Heshuijsen De Jonge uit zes koop
vaarders en een paar vissershoekers. Dat was achttien procent van de Zierikzeese
koopvaardijvloot. Hoewel het aantal Zierikzeese schepen in de daaropvolgende
jaren verder zou teruglopen, wist IJzerman zijn vloot op sterkte te houden. Ook
heeft hij het ingezette Europese handelsbeleid van de firma voortgezet en de West-
Indische vaart nieuw leven ingeblazen. Zo machtigde hij in 1775 Adam Hackman,
de Amsterdamse makelaar en zakenrelatie van de firma Heshuijsen De Jonge,
om de Vrouw Hillegonda Christina aan de Engelsen als transportschip te verhuren
om troepen en materieel naar het opstandige Amerika te verschepen. Of deze mili
taire missie ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, is onbekend. Wel weten we
dat schipper Mels Reeling een jaar later met het driemast hoekerschip naar West-
Indië is gezeild en daarbij onder meer Curasao heeft aangedaan. In 1777 vertrok
Reeling opnieuw naar het Caribisch gebied. Volgens handelsaantekeningen over de
West-Indische vaart werd deze reis met "een kwaad slot" van bijna zevenhonderd
gulden afgesloten. Toch heeft IJzerman, die zelf een aandeel had in de uitreding,
zich daardoor niet laten afschrikken. Tot aan het uitbreken van de Vierde Engelse
Oorlog in 1780 heeft de firma zes schepen naar Curacao en Sint Eustatius uitgerust.
Ook andere Zierikzeese rederijen hebben in die periode in de West-Indische vaart
geparticipeerd. Vooral toen Sint Eustatius zich meer en meer ontwikkelde tot het
centrum van de smokkelhandel voor de Noord-Amerikaanse opstandelingen, nam
de handelsvaart op dit Caribische eiland zienderogen toe.
De Vierde Engelse Oorlog
Door de Nederlandse handel met Noord-Amerikaanse kolonisten raakte de
Republiek steeds meer betrokken bij de strijd tussen Engeland en haar opstan
dige Amerikaanse wingewest. Toen de Republiek zich bovendien aansloot bij het
'Verbond van gewapende neutraliteit', verklaarde Engeland op 20 december 1780
de Republiek de oorlog.11
Engelse kapers wisten de Nederlandse koopvaardij in korte tijd grote verliezen toe te
brengen en ook Zierikzeese rederijen bleven niet buiten schot. Acht Zierikzeese koop
vaarders werden in Engeland opgebracht, waaronder twee van de firma Heshuijsen
De Jonge.IJ Om de gezinnen van de in Engelse gevangenschap verkerende Zierikzeese
zeelieden te ondersteunen, ontvingen die bijdragen uit de Slavenkas. In totaal keerde
het fonds in de daaropvolgende jaren bijna 3.700 gulden uit.
Door de oorlog kwam de Zierikzeese scheepvaart vrijwel tot stilstand. Doorvaren
was slechts mogelijk onder neutrale vlag en vermoedelijk hebben Zierikzeese
reders, net als elders in de Republiek, door middel van schijnverkopen hun .sche
pen onder Oostenrijkse vlag gebracht.13 Een enkel voorbeeld dook in de archie
ven op. Zo verkocht Joost IJzerman op 3 oktober 1781 het hoekerschip Hillegonda
Christina aan de in Oostende woonachtige Jan Janse Koster. Op 26 januari 1783
sloot het Verenigd Koninkrijk een wapenstilstand met de Republiek, waarna de
handel weer langzaam op gang kwam. Vanaf dat moment stond de hoeker van
Heshuijsen De Jonge weer in Zierikz.ee geregistreerd.
14