meld als boekhandel Joh. J. Krop. Redacteur van de badcourant is Leo van Breen. Op briefpapier uit die tijd in Renesse heeft boekhandel Krop en het huis hetzelfde telefoonnummer, nummer 17, dat men ook kan bellen als men met Beye Co (die zelf nummer 2 heeft) contact wil hebben om iets te huren of grond te kopen. Het bestaan van de Eerste Badcourant is tot nog toe tamelijk onopgemerkt geble ven: de echte zomerkrant was immers Schouwen'sBadcourant, een nevenproduct van de Zierikzeesche Nieuwsbode, bijgenaamd de rose badcourant. Deze laatste verscheen echter pas in het seizoen 1934, een jaar na die van Van Breen en Krop. Hun blad had een oplage van 1500 exemplaren. Al vrij snel begint de dichtende projectontwikkelaar avant la lettre met zijn vriend de boekhandelaar aan een eigen onderkomen op stand te denken. Zo dient Van Breen op 21 december 1933 zijn eerste bouwaanvraag in: een vergunning tot het bouwen van een woon-winkelhuis, kadastraal bekend als A 390.25 In een van zijn brieven aan Greshoff (29 november 1933) - die hem steeds minder terugschrijft - kunnen we een glimp opvangen van het nieuwe leven van de dichter: Wat ik doe? Ik loop achter de verkoop van de almanak., die veel succes heeft. Voorts stel ik reclame-drukwerken samen, fuif, en hou een kunstten toonstelling met Jos, die een razend succes is. Ik heb nu [ook een winkel in Zierikzee gehuurd, en het is een heer lik gevoel achter een toonbank, naar dubbeltjes te graaien. Pardonnez le mot, maar je moet volkomen verneukeratief optreden wil je ivat verkopen. Negotie als bijdrage tot de humor.goed voor 'n dissertatie. Kent U deze dichtbundel van Leo van Breen, dame? Nee eh maar er staan geen hoofdletters in Een meneer: ik voel voor schilderijen, maar heb geen geld. Wilt U geen schilderij ruilen voor 120pond honing? Dergelike krankzinnige dingen maak je mee: misschien schrijf ik. nog wel eens toonbank-idyllen. Maar dit is voor mij een feit, dl die schreeuwers die roepen om het 'werkelike leven', blijven achter hun kaledeis genageld. En ik lééf, naar alle kanten, en schrijf soms een veis, en soms niet, en wat kan het me schelen.? Vannacht ga ik met een neef van me, stropen met de lichtbak, een sensati onele sport. En zo altijd wat anders. En al deze dingen doende, ivordt mijn nieuw huis morgen aanbesteed, 't Wordt een leuk landhuisje, en we gaan met een hele bende J'eestelik de eerste steen leggen. Goelhals (die dezer dagen bij me ivas) dekoreert het, dus wordt het goed. Dit is het nieuws, mijn vriend- Veel is het niet. Mijn roman ligt te apegapen. Ik dito, en houd me op de been met bols. Voila, en. we leven nog! Wat wilt ge meer? Met Jos gaat het goed; we veroveren de hele Westhoek, met prima vetpapier, zakken en bloc-notes. Wat wil men meer? Laat de domoren betalen, en laat ons de winst opstrijken. Zo is hel. Ik leef vanuil de verte mee met hel Brusselse gewoel, waarnaar ik nochtans in het geheel niet terugverlang tenzij om ulieden te zien. En dan te bemerken, dal ik drie vellen heb volgeschreven,, en datterwijl ik ach ter de toonbank behoorde te staan welke kansen zijn mij wellicht ontglipt. My dear, ik stop vele groeten, en wensen voor beterschap, ook van Jos je Leo. Voor een van zijn volgende brieven gebruikt Van Breen het briefpapier van het 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 72