In 'Die blauwe scuut' heeft Van Breen de bundel Lyrieseportretten samengesteld. Albert Goethals (1885-1973) uit Brugge, dezelfde die zijn huis decoreert, tekent voor het omslag een portret van de schrijver. Leo van Breen moet hem goed ge kend hebben natuurlijk, mogelijk was het een kennis van zijn ouders.27 Goethals exposeerde ook in de kunsthandel van Krop en Van Breen.28 De samenstelling van de bundel Lyriese portretten laat een totaal andere dichter zien: hij is niet meer de christelijke dichter uit de schoot van Opwaartscbe wegen. De tijd in Renesse is verder buitengewoon creatief. In 1933 verschijnt een complete cyclus onder de titel De Stroomlijn: gedichten. Het jaar daarop publiceert hij weer een reeks: Poëties manifest: verzen. 29 Als het zakelijk wat tegenloopt, meldt hij Greshoff op 19 januari 1935 dat hij met hoestsiroop en winterzalf op de markt komt: De zaken gaan slecht, dus heb ik mij op iets nieuws, gestort, en exploiteer tans, niet zonder vrucht de winterhandenzalf Hiverol (welk een verruk- kulike naam!)d° Daar ben ik toevallig aangekomen, en aangezien ik mo menteel toch weinig te doen had (we moeten het van de zomer hebben), heb ik me daarop geworpen met een drift, een betere zaak waardig. Het heeft in ieder geval de attractie van het nieuive, bovendien zit er wat in. Ik ben van plan, er mijn schouders onder te zetten tot het goed loopt, dan er een N.V. van te maken, en er uit te knijpen met een zoet winstjen. Maar iets anders. De hele boel bevredigt me op de duur niet. Kunstvoor werpen kan ik niet meer zien, en ik ovenveeg, bij mezelf kale wanden in te voeren. Diep in zijn hart wil Van Breen echter een eigen krant, een letterkundig weekblad: Ik ben het laatste jaar promotor geweest voor twee bladen en een drukkerij, alles met succes, dies wordt het tijd eens voor mezelf te beginnen. Bij een brief van enkele maanden later (maart 1935), stuurt hij Greshoff een frag ment van een roman. De heren zijn naar Amsterdam geweest, 'aan de zwier', en clan ontvouwt hij in een postscriptum zijn onvrede met zijn leven: Ik ben van plan, in het a.s. najaar een poging aan te wenden, onze zaak te verkopen. Ik wil een woonauto of liever een schuit kopen, en een paar jaar in het buitenland gaan zwerven. Natuurlik hangt er veel van af of ik ver bintenissen met bladen kan krijgen. Misschien weet jij iets in die richting, en kun je een tip geven. Hierover later meer. 'O trek me uit de alledaagse klei' En dan is het zover: in augustus 1935 vertrekt Leo van Breen naar Den Haag. Op cle achterflap van zijn enige roman, die een paar jaar later zal verschijnen, laat hij drukken dat hij genoeg had van de Schouwse dreven. Ook Ons Zeeland zegt hij vaarwel. Teiwijl de verhuizing nadert, schrijft hij in twee dagen (9 en 10 april 1935) een cyclus gedichten van 23 verzen: Een reis per leunstoel. De bundel wordt nog in datzelfde jaar uitgegeven door de Llaagse uitgever Boucher. De reeks ademt reis lust en een losbandige, antiburgerlijke sfeer. De satirische toon vormt toch wel een enorm contrast met de jonge, christelijke, vredesactivistische dichter van amper 5, 6 jaar eerder. In de nieuwe reeks wordt ook van het leven van geld en bezit, van 74

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 76