van de gebiedscommandant: 'Het was vreemd, hoewel iedereen aanvoelde dat er iets vreselijks te gebeuren stond, niemand durfde uitspreken dat binnen enke le uren het water in de polder zou lopen. Overeengekomen werd het nog een poosje aan te zien, want verwacht werd dat de bevolking in paniek zou geraken als zij voor een dreigende overstroming zou worden gealarmeerd. Dat dit toch moest gebeuren stond wel vast, maar toch men wist het niet'. Om 02.15 uur bereikte het water de kruin van de dijk en begon het de Adriana Johannapolder in te stromen. De bewoners van het dorp werden gewaarschuwd, velen waren moeilijk wakker te krijgen. Zo vertrouwden de mensen op de dijken. Weinigen raakten overstuur. Ze bespraken het gevaar of gingen eerst zelf bij de haven kijken. Van Felius: 'Niemand, een hoge uitzondering daargelaten, maakte aanstalten om te vluchten Nadat ik de bewoners had gewaarschuwd ben ik naar huis gegaan om mijn vrouw in kennis te stellen van het gevaar. Zelf ging ik nog naar de haven. Halverwege de Boogerdweg gekomen, hoorde ik in de verte een geruis. Dat geruis kwam uit oostelijke richting en opeens zag ik op een korte afstand een zilveren band van ongeveer een meter hoogte, die over de grond nader kwam rollen. Ik rende naar huis en riep mijn vrouw toe de kinderen uit bed te halen'. Van Felius verbleef met zijn gezin op de zolder van hun woning tot maandagmid dag 2 februari en werd toen geëvacueerd. Noordgouwe In het verslag van de gebiedscommandant staat: 'De polder Noordgouwe over stroomde niet. Wegens het dreigend gevaar werden de bewoners grotendeels geëvacueerd. Ook het ziekenhuis werd ontruimd. De plaatselijke politie werd ver sterkt omdat veel bewaking nodig was. Bijzondere feiten deden zich niet voor'. Serooskerke Omstreeks 04.00 uur werd wachtmeester Mieras in Serooskerke voor het nade rende onheil gewaarschuwd. Vanuit het hoger gelegen Renesse werd heel snel hulp geboden. Niet iedereen echter wilde het dorp verlaten. Rond het middaguur stonden alle wegen onder water en was het dorp geïsoleerd van de buitenwe reld. Er waren toen nog 17 mensen, meest kleine middenstanders die hun zaken in het dorp niet in de steek wilden laten. Mieras in het verslag van de gebieds commandant: 'Mijn gezin had zich tijdig te Renesse in veiligheid gesteld maar zelf was ik te Serooskerke gebleven om te waken tegen mogelijke misdrijven tegen goederen van gevluchte mensen. Door zolder- en dakramen werd de omgeving verkend. Het bleek dat verschillende woningen in de omgeving van de Schelphoek reeds in de golven waren verdwenen. Wat was er van de bewoners van die huizen terechtgekomen? Angstige vragen waarop geen antwoord gege ven kon worden'. De volgende ochtend bleek dat een deel van de kerk zelfs droog was gebleven en de achterblijvers maakten een vuurtje om warm te worden en gebruik ten de kerktoren als uitkijkpost. De wereld scheen uitgestorven om hen heen. Dinsdagochtend 3 februari werden alle achterblijvers per boot naar Flaauwers in veiligheid gebracht en ging Mieras naar zijn gezin in Renesse. Dagelijks wer den per boot tochten gemaakt naar het dorp om te redden wat er te redden viel. Mieras: 'Bij ieder geschikt tij vertrokken de boten uit Renesse. Beladen met geredde goederen keerden zij in Renesse terug. Vrijwel elke reis werd door mij 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 91