geweest, heeft deze mannen zeer geraakt. Zelfs zodanig dat wachtmeester Van Felius in het verslag van de gebiedscommandant besluit met: 'Deze ramp heeft wel geleerd dat men mensen bij te verwachten stormvloeden, vroegtijdig, des noods met geweld, naar hoger gelegen plaatsen moet brengen'. Identificatie De Rijksidentificatiedienst, toen al met - de later bekende - dokter Jan Zeldenrust, was belast met de identificatie van de slachtoffers. Dagelijks voeren teams het rampgebied in om slachtoffers te zoeken. De identificatie begon al bij het vin den van de slachtoffers. Later werd de kleding gewassen en gedroogd, sieraden werden veilig gesteld en elk slachtoffer werd gefotografeerd. Ook werden zo mogelijk vingerafdrukken genomen die vergeleken konden worden met de nog beschikbare vingerafdrukken, die gebruikt waren voor de persoonsbewijzen uit de Tweede Wereldoorlog. Op 23 maart waren nog 485 mensen vermist en waren vijf ongeïdentificeerde personen begraven. Identificatie werd moeilijker naarmate de tijd vorderde en de slachtoffers onher kenbaar werden. Op 1 april werden aan de Rampertsedijk, tussen Ouwerkerk en Oosterland, nog twaalf slachtoffers gevonden. Moeilijk werk, ook voor hen die het uitvoerden. Maar elke identificatie gaf een goed gevoel en de moed om verder te gaan omdat je nabestaanden hielp bij het verwerken van het verlies en de mogelijkheid gaf om afscheid van hun dierbaren te nemen. De taak Heel snel na de rampzalige eerste dagen werd de politietaak weer hervat. Om het vele werk te kunnen doen werden vanuit het hele land circa 1000 politiemensen naar Zeeland gestuurd. Vanaf het eerste moment werd hulp verleend aan mens en dier en werden de achtergelaten goederen bewaakt. Na de eerste chaotische dagen kwam er weer structuur in het werk. Er werd weer gepatrouilleerd, eerst te voet of met de fiets in de droog gebleven gebieden en later met de boot in de overstroomde gebieden. Er werden veel slachtoffers geborgen en die moesten allemaal worden geïdentificeerd. De identificatiedienst publiceerde in maart en april vrijwel in elke editie van de Zierikzeesche Nieuwsbode enkele signalemen ten en vroeg de bevolking zo om hulp bij hun taak. Maar eigenlijk is het normaal politiewerk: hulpverlenen aan hen die dat nodig hebben, handhaving van de openbare orde en veiligheid en voorkoming van misdrijven. Alleen in een zo'n ongekende vorm en onder zulke vreselijke omstandigheden, door mensen die vaak zelf de ramp hadden meegemaakt en slachtoffer waren. De woorden van generaal Frackers bij de uitreiking van de Rijkspolitie Award in 1988 geven een alge mene waardering, maar schieten tekort voor deze laatste groep politiemensen. Noten 1. Het beeldje staat sinds 1988 in liet Provinciehuis in Middelburg in de vergaderzaal van het College van Gedeputeerde Staten; 2. De juiste datum is niet meer te achterhalen omdat het archief van de Algemene Inspectie van het Korps Rijkspolitie in de tachtigerjaren van de vorige eeuw door brand verloren is gegaan; 3. Het huidige hotel - grand café 't Getij, Havenplein 25; 4. Kapitein Janse - De Jonge wordt later opgevolgd door kapitein H.W. Offers; 5. Het verslag bevindt zich in het archief van de gemeente Schouwen-Duiveland. 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2008 | | pagina 95