Duitse getuigen gehoord voor de oorlogsmisdaden jegens de 'Tien van
Renesse
In augustus, 1947 wordt Hauptman Welsch verhoord door sergeant Bos in Herford,
Westfalen, waar de British Army on the Rhine een vestiging heeft. Welsch ziet een
verband tussen de executies van de Armeniërs op 9 december 1944 in Middelharnis
en het ophangen van de 'Tien van Renesse' op 10 december 1944. Het boek van
Both maakt duidelijk dat dit onjuist is. Het ophangen van de 'Tien van Renesse' zou
door Armeense soldaten uitgevoerd zijn. Dit klopt niet met verklaringen van
Nederlandse getuigen die bij de ophanging aanwezig waren. Welsch, volgens eigen
zeggen niet bij de executie aanwezig, noemt andere Duitse namen, waaronder
Baumann. Baumann wordt in oktober 1947 verhoord in het huis van bewaring van
Middelburg door De Vries, hoofd van de Politieke Recherche afdeling in Zierikzee en
sergeant Steen van BOOM in Middelburg. Baumann noemt nieuwe namen,
waaronder Wezer, die zou geholpen hebben bij het ophangen. In december 1947
neemt Steen een tweede verhoor af van Welsch, die zijn getuigenis van augustus
1947 voor sergeant Bos, verandert. Er zou een Duitse arts bij het ophangen geweest
zijn. Lempke? Inselkommandant Schütz zou niet bij de ophanging geweest zijn
omdat hij zich elders had moeten verantwoorden over het ontsnappen van een
Armeense gevangene, waarschijnlijk wordt bedoeld Mikiniejan. Dit klopt niet met
verklaringen van de getuigen Van der Velde en Den Boer. Welsch zegt nooit gehoord
te hebben van Klümpke en ontkent dat goederen van nabestaanden van de 'Tien van
Renesse' ooit verbeurd verklaard zijn. Welsch zowel als Baumann ontkennen dat er
ooit gedreigd is met het ophangen van meer burgers op het eiland als de voort
vluchtige zes niet uitgeleverd zouden worden aan de Duitsers.
Berechting Burgemeester Boot
De pro-Duitse interimburgemeester Boot en zijn vrouw krijgen twee jaar detentie
opgelegd. De ontslagen voorgangers van Boot, die allen opnieuw in hun posities in
Burgh, Haamstede en Renesse benoemd worden, respectievelijk Van Citters, Roëll en
Scholder spreken publiekelijk hun waardering uit voor het optreden van Boot in de
Tweede Wereldoorlog. Boot moet mijnen opruimen en wordt- nogal ironisch-
gedwongen vergeet-mij-nietjes te planten rond het massagraf van de 'Tien van Renesse'.
Oorlogsmonumenten in Renesse
Co's vader richt met het hoofd van de lagere school van Renesse, De Nooyer, een
stichting op: 'Monument Renesse'. Jaap Vriesendorp wordt voorzitter/penningmeester
en J.M. de Nooijer secretaris. De Stichting vraagt de Nederlandse Beeldhouwers
Kring in Amsterdam een kunstenaar aan te bevelen voor het ontwerpen van een
monument voor de 'Tien van Renesse'. De Kring reageert op dit verzoek met het
organiseren van een ontwerpcompetitie/prijsvraag. Gedurende november en
december 1946 worden meer dan dertig inzendingen tentoongesteld in het Stedelijk
Museum in Amsterdam. J.W Havermans, de secretaris van de kring wint de compe
titie. Een jaar later schrijft Jaap Vriesendorp in de Zierikzeesche Nieuwsbode dat
bijna vijftienduizend gulden is binnengekomen voor het financieren van het
monument. Vrijwel alle bijdragen komen van bewoners van Schouwen-Duiveland.
Op 4 mei 1949 houdt Jaap Vriesendorp, als voorzitter van de stichting een toespraak.
Jhr. mr.A.F.C. de Casembroot, Commissaris van de Koningin, onthult het monument,
dat op een ruitvormig grasveld staat naast de begraafplaats van Renesse in de buurt
van het massagraf van de 'Tien van Renesse'. Havermans is lid van de communistische
98