gerijtje is het diminutief (verkleinwoord) van gerij en betekent rijtuigje. Dit woord kwam zowel in Zeeland als op de Zuid-Hollandse eilanden voor. Typisch is dat hier sprake is van een vorm van diftongering. Een dergelijke vorm is in het Zeeuws ongebruikelijk. We zouden eerder denken aan 'gerie', maar dat is niet het geval. poelepetaonen betekent parelhoen. Het woord werd in heel Zeeland gebruikt en is afgeleid van poule-pintadeDit woord is een samenstelling van het Franse woord poule (hoen) en het Portugese woord pintade (het voltooid deelwoord van pintare schilderen) Het woord wordt niet meer in de spreektaal gebruikt. gekuust betekent schoongemaakt. Het is het voltooid deelwoord van het werkwoord kuussen dat in heel Zeeland gebruikt werd. Het wordt nu nog steeds in de gedif tongeerde vorm kuissen in Belgisch Vlaanderen gebruikt.Het woord wordt in Zeeland alleen nog maar spaarzaam in Zeeuws-Vlaanderen gebruikt siesterkeitjes betekent keilsteentjes. Het gaat hier om keitjes (platte steentjes) die je over het water kunt laten scheren. Siester komt van het Franse woord chiste, hetgeen leisteen betekent. In Schouwen en Duiveland werd ook het woord sieselsteen gebruikt. Met dergelijke steentjes kon je sieselen. De steentjes scheerden dan over het water, gingen onder, kwamen weer boven, gingen onder, kwamen weer boven enzovoort. tras betekent regenbak en dit woord kwam voor op Schouwen en Duiveland, Zuid- Beveland en Tholen. Tras is waarschijnlijk afgeleid van trasspecie, de specie die speciaal gebruikt werd om regenbakken op te metselen. In die zin is er sprake van pars pro toto. strovet betekent spekvet met stroop gemengd als broodsmeersel. In de meeste regio's binnen Zeeland sprak men van stropievet. Op Schouwen en Duiveland werd dit woord gemeenzaam verbasterd tot strofet, hetgeen overeenkomt met het woord uit de bovenstaande tekst. Het woord is grotendeels uit het vocabulaire van de dialect spreker verdwenen. Uit de Zierikzeese Nieuwsbode van 29 april 1982 komt tot slot de volgende column met als titel 'FÊÊST'. FÊÊST In die jaeren vö de Duitsers ier kwaeme, Wier d'r meraekels vee geféést. Ku je naegae; de verloving van de prinses, in laeter trouwein toen ivier d'r nog 'n prinsesje gehore; afijn 't kon nie op, ma leutig was 't wé. We dogteglad nie an oorlog of zo. Iederéén liep 't vier uut z'n sloffen,om de straeten te kröönen, in in 'l gos van de gemêênte stienge waxineligjes. De vrouwen kwaeme 's aevens in de buurte saeme om pepiere rozen te maeken, in lol dat z' adde. 't Was 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 117