heid, ook al was die in Zeeland van meet af relatief groter dan elders in de Neder
landen, die zich welbewust en uit overtuiging via het afleggen van geloofsbelijdenis
en het aangaan aan het heilig Avondmaal aansloot bij de Gereformeerde Kerk. Hier
komt bij dat er vooral op het platteland hele regio's waren die niet of nauwelijks
onder het beslag van de Hervorming waren gekomen. De Nadere Reformatie ging uit
van de theocratische gedachte, dat God recht heeft op heel het land, op heel het volk
en derhalve op iedereen. Niemand mag vijandig of onverschillig jegens de enig ware
God blijven, Die Zich in Zijn Woord, dat is de Bijbel, zaligmakend openbaart. Iedere
Nederlander moet in het gezin, in de Kerk en in elk geval op school in aanraking met
God en tot geloofsgehoorzaamheid aan Zijn geboden gebracht worden. Vandaar dat
de beweging bekend staat om haar ijver voor catechese en gezinsgodsdienst. Haar
extensieve streven hield niet halt bij de landsgrenzen. De nadere reformatoren waren
vurige pleiters voor en bevorderaars van zending, tot aan de einden der aarde.
Nu waren er wel meer calvinisten ciie extensie nastreefden, maar het kenmerkende
van de gereformeerde piëtisten was dat zij daarbij authenticiteit en intensiteit
beoogden. Zij constateerden dat velen weliswaar uiterlijk min of meer regelmatig
naar de gereformeerde erediensten kwamen en dat anderen weliswaar belijdenis
van het gereformeerde geloof hadden afgelegd, maar dat er in hun harten en levens
geen hervorming had plaatsgevonden. Zij brachten de Tien Geboden in hun
dagelijks leven niet in praktijk. Het waren de gereformeerde piëtisten die ter verbete
ring hiervan allerlei praktische en concrete voorschriften voor het leven van de
heiliging gaven. Voor hen was cie onbijbelse leefwijze van velen aanleiding om
vraagtekens te zetten bij de echtheid van het geloof van die laatsten. Van hieruit
separeerden zij in de prediking tussen bekeerden en onbekeerden en bespeelden
zij met voorliefde het thema van het geestelijk zelfonderzoek. Ten dienste hiervan
gingen zij met dat de tijd voortschreed steeds dieper en uitvoeriger in op gevoelens
en belevenissen van het geestelijke geloofsleven. Deze stroming wordt aangeduid
met de term Nederlands gereformeerd Piëtisme.
De Nadere Reformatie nu was een verbijzondering in de zin van radicalisering van
het Nederlands gereformeerd Piëtisme. Zij trok de praktische consequenties van de
piëtistische inzichten. De nadere reformatoren lieten het niet bij piëtistische
woorden op de kansel en piëtistische volzinnen in geschrifte, maar voegden de daad
bij het woord. Zij gingen praktisch aan de slag om verbeteringin de betreurenswaardige
status quo aan te brengen. Concreet hield dit in dat zij reformatieprogramma's
opstelden en die - al dan niet officieel gepubliceerd - bij de verantwoordelijke
instanties indienden waarin zij aangaven wat er met welke middelen zowel in de
Kerk als de maatschappij en de politiek gereformeerd moest worden. Uiteraard
deden zij zelf aan de verwerkelijking van die nadere hervorming alles wat tot hun
eigen competentie behoorde. Het waren juist die hervormingsprogramma's die de
nadere reformatoren van de gereformeerde piëtisten en nog veel meer van de
gewone calvinisten onderscheidden. Voor het goede begrip: onder een nadere
reformator wordt niet alleen iemand verstaan die zo'n programma opstelde, maar
ook iemand die welbewust bij zo'n programma aansloot. Dit laatste aspect impliceert
dat samenwerking een belangrijke dimensie van de Nadere Reformatie is en heeft
tot gevolg dat de Nadere Reformatie uitsluitend in de gestalte van een historische,
min of meer samenhangende beweging voorkomt.
Het samenwerkingsaspect en het historische bewegingskarakter sluiten een vroeger
begin elders in de Nederlanden uit. De Waalse hofprediker van prins Willem van
Oranje, Jean Taffin, die na het overlijden van de Prins predikant te Haarlem en
29