dan dat hij bij zijn pogingen het Puritanisme in de Nederlanden te introduceren ook het opstellen en indienen van vergelijkbare hervormingsvoorstellen zou stimuleren en dat hij anderen voor zijn streven zou winnen, opdat er in gezamenlijkheid een vuist gemaakt kon worden? Hervorm i ngsi nspanningen Toen Teellinck in 1606 predikant te Haamstede en Burgh werd, zag hij van meet af de noodzaak van een nadere reformatie in. Zijn eersteling uit december 1607 of begin 1608 was een vertaling van een stichtelijke dialoog vervaardigd door de vader van het Engelse Puritanisme William Perkins. Hij schreef daarin een woord vooraf, dat één klacht over naamchristendom was. Dat Teellinck het niet bij woorden liet, maar werkelijk tot daden overging, werd duidelijk op de vergadering van de classis Schouwen-Duiveland van 15 maart 1608. Hij bracht toen de heidense ongeregeldheden die op vastenavonden en kermissen zowel in Haamstede als elders op het platteland voorkwamen, ter sprake en vroeg om maatregelen. Hij werd afgevaardigd om uit naam van de classis te Middelburg daar bij Gecommitteerde Raden van Zeeland op aan te dringen. Tevens moest hij daarbij - zo vond de classis - de rederijkersspelen en de sabbatsontheiliging betrek ken. Eerst op 21 mei werd Teellinck in de gelegenheid gesteld dat alles nog wel in een vergadering van de Staten van Zeeland naar voren te brengen. Zijn woorden sorteerden zoveel effect, dat de Staten besloten de ambachtsheren van Haamstede en omliggende heerlijkheden per schrijven op te dragen zulke zaken per omgaande te verbieden en de sabbat te respecteren overeenkomstig Gods Woord. Mochten de aangeschrevenen in gebreke blijven, dan zouden de Staten zelf zo'n verbod uit vaardigen. Het is verbazingwekkend en waarschijnlijk alleen aan de familierelaties van Teellinck te danken dat deze het hoogste politieke orgaan van de provincie tot zulke ferme uitspraken wist te brengen. Het succes dat Teellinck bij de Staten had geboekt, werkte stimulerend op de besluit vorming van de classis. Toen deze op 28 juni 1608 Teellinck met twee collega's voor een provinciale kerkelijke vergadering naar Middelburg afvaardigde, droeg zij hen tevens op de gewestelijke overheid zover te krijgen, dat deze een )fficieel verbod zou uitvaardigen met betrekking tot volksspelen, toneelvoorstellingen, loterijen en dobbelpartijen. In juli of augustus 1608 verscheen een eigen geschrift van Teellinck, dat hij opdroeg aan de Staten-Generaal: Philopatris. Hierin geeft hij een beoordeling van de Nederlandse politiek met betrekking tot de vredesonderhandelingen met Spanje. In het kader hiervan roept hij de predikanten op om de overheid te vermanen tot reformatie van de vele misstanden en haar te onderwijzen hoe die hervorming volgens Gods Woord dient te geschieden. Mochten er tevergeefs gepaste middelen ter verbetering aangewend zijn, dan dienen zij bij de overheid erop aan te dringen dat zij die overtredingen die publiekelijk bedreven worden, ook zal straffen. Concreet volgt daarop een artikelsgewijs geleed reformatieprogramma, dat blijkens de omvang, maar ook blijkens de paginering van het schotschriftje de kern van het werkje vormt. Tegen alle heersende zonden dienen strenge wetten uitgevaardigd en ook uitgevoerd te worden. Tevens moet de overheid er zorg voor dragen dat heel het volk onder het gehoor van de gereformeerde prediking komt en dat overal en met name op het platteland de catechese ingevoerd wordt. Het lijdt geen enkele twijfel: Philopatris was Teellincks eerste reformatiegeschrift, en nog wel gericht aan het hoogste politieke orgaan dat de Republiek kende. Het werkje moet behoorlijk aangeslagen zijn, want in 1621 verscheen reeds een derde druk. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 37