militaire verwikkelingen, ook al is in de meeste een piëtistische ondertoon niet afwezig. In zijn eersteling doet Eeuwout de per soonlijke ontboezeming dat de lectuur van Nederlandse vertalingen van Engelse puriteinse werken op hem niet minder dan een bekeringseffect heeft gehad. Geen andere menselijke geschriften hebben hem meer beïnvloed dan die vertalingen. Zonder enige twijfel houdt dit in dat hij niet alleen zijn bekering, maar ook zijn piëtistische ligging en zijn ijveren voor een nadere reformatie aan die geschriften te danken had. De vraag is: hoe is Eeuwout in contact gekomen met die vertalingen? Het kan niet anders of hij is de eerste bekeerling van de puriteinse zendingsijver van zijn jongere broer Willem geweest. Alle gegevens wijzen erop dat er tussen beiden een beel diepe en geestelijke band heeft bestaan en dat zij op allerlei terreinen nauw samenwerkten. In november 1607 was bijvoorbeeld een brief van Eeuwout aan Willem er de oorzaak van dat de laatstgenoemde met succes de zaak van een eigen Zeeuwse theologische opleiding op de classis aanhangig maakte. Op aandringen van Eeuwout schreef Willem in 1609 een werk tegen het reizen naar de Zuidelijke Nederlanden om daar beelden in rooms-katholieke kerken en kloosters te gaan bezichtigen. Tevens verwijt hij hierin de Staten-Generaal dat zij niet tegen de remonstranten optreden. Eeuwout prijst Willem en diens geschriften in zijn eigen oeuvre vaak sterk aan, terwijl Willem van zijn kant zijn Noord-sterre uit 1621, een soort handboek voor de ware godzaligheid, aan Eeuwout opdroeg en daarbij hun innige, piëtistische samenwerking liet uitkomen. Enige jaren later vormden zij de kern van informele bijeenkomsten van kerkelijke en politieke heren waarop van gedachten gewisseld werd over de wijze waarop een nadere reformatie het beste nagestreefd kon worden. De tweede persoon die in dit verband vermelding verdient, is Udemans. Deze meldt een paar keer in zijn particuliere correspondentie uit de jaren twintig dat hij inzake zijn sabbatbeschouwing leunt op de vader van het Puritanisme Perkins. Omdat van hem puriteinse invloeden noch nader-reformatorische activiteiten bekend zijn uit de tijd vóór 1606, ligt het voor de hand in Udemans' puriteinse opvatting over het vierde gebod de bezielende en stimulerende overtuigingskracht van Teellinck te vermoeden. Te meer omdat de geestdriftige waardering van Perkins toch wel erg sterk lijkt op die van Eeuwout Teellinck. In dit licht was de samenwerking tussen Willem Teellinck en Udemans eind 1608 en begin 1609 bij het opstellen van een remonstrantie over de sabbat en bestemd voor de gewestelijke overheid niet een onbewuste samenloop van omstandigheden, maar een veelzeggende combinatie. De derde persoon is Van den Houte. Op de classicale vergadering van 24 april 1613 vroegen de gemeenten van Renesse en Haamstede toestemming om censuur te mogen toepassen op moedwillige en onverbeterlijke zondaren. Hieruit blijkt Eeuwout Teellinck, Zierikzee c. 1573- Middelburg 1629 0Collectie Gemeentearchief Schouwen-DuivelandZierikzee, SP 0587). 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 40