HET GESLACHT VAN CATS OP SCHOUWEN EN DUIVELAND
IN DE MIDDELEEUWEN
door Gerard van der Wal
Inleiding
In een lopend onderzoek naar het adellijk geslacht Van Cats bleek al gauw dat leden
van dit geslacht honderden jaren lang een belangrijke rol hebben gespeeld op
Schouwen en Duiveland. Niet alleen voor Schouwen en Duiveland waren zij van
grote betekenis, maar ook voor de rest van Zeeland, Holland en Vlaanderen.
Met name de ontstaansgeschiedenis van dit geslacht wordt hier belicht. Tevens is de
relatie gelegd met andere vroege adellijke geslachten op Schouwen en Duiveland en
geplaatst in de context van de middeleeuwse demografische ontwikkeling van
Schouwen.
Ridders van Cats
Vanaf de vroege middeleeuwen speelden telgen uit dit geslacht een zeer belangrijke
rol. Enige voorbeelden hiervan zijn: Hendrik en Gerlof van Cats, ridders, die in 1258
werden benoemd als Raadsheren van Aleid van Holland en haar bijstonden in de
opvoeding van haar neef Graaf Floris V
Na hen kwamen, vader en zoon, de ridders Nicolaas I en Nicolaas II van Cats die tussen
1270-1310 een zeer belangrijk stempel hebben gedrukt op de geschiedenis van
Holland, Zeeland en Vlaanderen. Zo was het Nicolaas van Cats I die Gouda stadsrechten
gaf; hij nam de stad Utrecht in voor Graaf Floris V en was bevelvoerder van zijn troepen
die de West-Friezen versloegen. Hij was de onderhandelaar namens Floris V met de
Engelse Koning Edward inzake handelsverdragen en de gearrangeerde huwelijken van
de kinderen van Graaf Floris V met kinderen uit dit koningshuis. Zijn zoon Nicolaas II
was een der leiders van zowel de opstand der Zeeuwse adel tegen Floris V als tegen de
eerste Henegouwse graven van Holland, Jan II en Willem van Avesnes. Zo leidde hij
met Jan van Renesse, de Vlamingen en Zeeuwen in 1304 de slag op Duveland waarin
de Hollanders en Henegouwers verpletterend werden verslagen en was hij een der
aanvoerders aan Vlaamse zijde in de beroemde Guldensporenslag in 1302 (1).
Oorsprong
Al twee eeuwen lang worden verklaringen gegeven waar dit riddergeslacht in
oorsprong vandaan kwam en hoe deze ridders op Noord-Beveland terecht kwamen
en of zij van het huidige nietige plaatsje Kats de naamgevers waren of de plaatsnaam
als geslachtsnaam zouden hebben overgenomen. De eerste Van Catsen worden in
de nu aan ons bekende historische bronnen rond 1200 (2) vermeld, andere
publicaties vermelden al rond 1100 leden van dit geslacht (3).
De oude geschiedschrijvers wijden allen een verklaring aan de herkomst van de
ridders Van Cats, waarbij wel de nodige vraagtekens gezet moeten worden inzake de
betrouwbaarheid.
Mattheus Smallegange in zijn Nieuwe Cronijk van ZeelandVan der Aa in zijn
'Aardreskundige Woordenboek' en Ferweda in zijn 'Adellijk en Aanzienlijk wapen
boek' uit 1772 verklaarden dat het geslacht Van Cats oud was, een zeer oud geslacht
van Hollandse en Zeeuwse oorsprong. Volgens de bovenstaande auteurs stamden
de Catsen af van een Oud-Germaans volk, de Katten (Chatten) (4).
5