Kroos en drie van zijn mannen weten een paar dagen uit Duitse handen te blijven in
de boerderij van Quant en zijn vrouw, geassisteerd door de Engels sprekende
verzetsman Van Waveren. Omdat de Amerikaanse militairen een Duitse gevangene
bij zich hebben, is er geen oogcontact tussen de Amerikanen en Van Waveren. Zij
communiceren met elkaar door een dunne muur. Wanneer de munitie van de
Amerikanen op is geven zij zich over. Zij worden afgevoerd naar het krijgsgevangen
kamp Stalag Luft I aan de Baltische zee. Quant en Van Waveren duiken onder. De
vrouw van Quant wordt door de Duitsers gescheiden van haar tweejarige zoon en
langdurig verhoord, zo ook haar buurman Van der Bos. Geen van beiden laat iets los.
Iedereen overleeft en ontmoet elkaar weer na de oorlog in goede gezondheid in
Wisconsin, US, (Captain Kroos) en op Schouwen-Duiveland. De Duitse militairen
gaan zoeken naar een Engels sprekende Nederlander die de geallieerde soldaten
geholpen zou hebben. Jaap Vriesendorp duikt twee dagen onder. De storm drijft
over omdat burgemeester Boot een opzettelijk ellenlange lijst met Engels spreken
de Schouwenaren bij de Duitsers inlevert waar weliswaar ook Van Waveren en
Vriesendorp op voorkomen. De Duitsers zien van verder onderzoek af. Later infor
meert burgemeester Boot de Duitse commandant van het eiland dat de Armeniërs
grootse sabotageplannen hebben, maar noemt geen namen van leden van de
ondergrondse, waarvan hij weet dat die bij die plannen betrokken zijn.
In Baarland op Zuid-Beveland valt de elektriciteit uit. Co hoort via de radio van
molenaar Moerland dat generaal Montgomery na een week van heldhaftig vechten
in Arnhem het bevel tot terugtrekken gegeven heeft. Co krijgt een nieuw
persoonsbewijs via Renesse's gemeentesecretaris C. Lazonder, waardoor hij vaker
de familie Zeevaart kan helpen met werk op het land. Duitse soldaten worden in het
kookhok ('keete') van de boerderij gestationeerd. In 1944 valt het de uitgeputte en
gedeprimeerde Duitsers niet op dat Co een vreemd koekoeksjong in het nest van de
Zeevaarts is.
Oktober 1944
De geallieerden gaan Zeeuws-Vlaanderen en later Walcheren en Zuid-Beveland
bevrijden, zodat ze de haven van Antwerpen kunnen gaan gebruiken. Zeer slechte
weersomstandigheden vertragen de bevrijding van westelijk Zeeuws-Vlaanderen. De
dijken van Walcheren worden door de geallieerden onder andere bij Vlissingen en
Westkapelle stuk gebombardeerd, waardoor dit eiland onder zout water komt te
staan. In Moermond kan Hans Verseput vanuit de toren de bombardementen goed
volgen. De familie Röling woont tussen Westkapelle en Domburg in en blijft net
droog. Tijdens de bombardementen schuilen vader en moeder Röling en hun
kinderen onder de concertvleugel.
Ten tijde van de bombardementen is het leven op Moermond enigszins ontregeld.
De dienstmeisjes zijn ziek of afwezig: Coos zit bij haar familie in Kruiningen, Coba en
Gonnie liggen in bed met rugklachten. De bewoners eten soms uit één pan; Hoogstra
(collega van Jan Stevense) en zijn vrouw eten mee. Meestal gebruiken de families de
maaltijden apart. Overigens is er voldoende voedsel voor allen, ook op de rest van
het eiland. Jan Stevense, hoofd van de keuringsdienst op het eiland, voorkomt dat
geslacht vee alleen ten goede komt aan de voeding van Duitse soldaten. De
keurmeester van vee en vlees, Leendert Evertse, gaat 'nood' slachtingen verrichten
op vee dat door Jan Stevense 'ziek' verklaard is. De Duitsers durven het vlees van
'nood' slachtingen niet te gebruiken. De waterleiding werkt nog. Er is elektriciteit
van kwart voor vijf in de middag tot elf uur 's avonds. Aan het einde van de dag
82