tevens als chauffeurs voor de Duitsers rijden, hebben via hun contact met de Armeniër Sjoeran de officiële, geheime, Duitse kaart van militaire instellingen op het eiland weten te bemachtigen. De kaart blijkt goed te kloppen met de door de Nederlanders gemaakte kaart. De Duitsers weten niet dat de geallieerden zich al geïnstalleerd hebben op Sint-Philipsland en via de PZEM-kabels op de bodem van het Mastgat telefonisch contact onderhouden met de ondergrondse op Schouwen- Duivelancl. De mensen van de PZEM krijgen van de Duitsers toestemming om naar Sint-Philipsland te varen, zogenaamd om de uitgevallen elektriciteitsvoorziening naar Schouwen-Duiveland te herstellen. De kaart wordt onder de ogen van bewonderende Duitse soldaten door drie personen (PZEM-monteur M. Barendse, Elenbaas en Van den Berghe uit Bruinisse) in een heftige storm overgeroeid naar de geallieerden. Op 6 november gebruiken de geallieerden de kaart voor de beschieting van de haven van Zijpe/Bruinisse. Hier liggen schepen met moegestreden Duitse soldaten. Tientallen Duitsers komen om. 's Nachts landen ongeveer dertig geallieerde soldaten bij Zijpe en komen met hulp van Barendse en Elenbaas via de smalle zeedijk naar Bruinisse. Duitsers die het artillerievuur overleefden, zijn inmiddels gevlucht richting Renesse. Helaas weerhoudt de kaart die de geallieerden van de ondergrondse kregen, hen later niet van het herhaaldelijk beschieten en bombarderen van plaatsen en gebouwen op Schouwen-Duiveland waar geen Duitsers en alleen maar Neder landers wonen of werken. Op 8 november hoort Co via de anoderadio dat geallieerden in de nacht van 6 op 7 november bij Zijpe geland zijn en krijgt hoop. Hij weet niet dat de geallieerden de ondergrondse op Schouwen-Duiveland verteld hebben dat een grootscheepse militaire landing op de oostkant van het eiland niet mogelijk is: de dijkwegen zijn te smal voor het snel transporteren van grote troepenconcentraties en de rest van Duiveland staat onder water. De geallieerden zeggen toe nieuwe landingsmogelijk heden te onderzoeken aan de westkant van het eiland en trekken zich terug op Sint- Philipsland met een aantal krijgsgevangenen. De gevluchte Duitsers keren terug en richten grootscheepse vernielingen aan in Bruinisse. De Armeniërs werken hun plannen verder uit met Straayer en Rademaker. Samen formuleren ze de volgende strategie: wanneer de geallieerden landen op Schouwen- Duiveland zal de OD alle telefoonverbindingen tussen het eiland en de rest van Nederland doorsnijden. Een groot aantal van de driehonderd Armeniërs is bereid de zeshonderd Duitsers op het eiland, die in bunkers slapen, in hun slaap te doden of gevangen te nemen. De geallieerden wordt verzocht de zware Duitse artillerie batterijen op het eiland te bombarderen en/of te beschieten. Zij moeten ook Duitse hulptroepen tegenhouden die vanuit Goeree-Overflakkee hun landgenoten te hulp willen snellen. Als deze plannen via de PZEM-lijn doorgegeven worden aan de geal lieerden, laten ze tot grote teleurstelling en onbegrip van de ondergrondse weten, dat ze niet op dit Armeense/ondergrondse voorstel in willen gaan. Sinds de landing in Normandië in juni 1944 hebben de geallieerden bij herhaling negatieve ervaringen opgedaan met lokale verzetsbewegingen of mensen, die zich als zodanig voordeden. Midden november stellen de geallieerden de operatie Sailmaker, de bevrijding van Schouwen-Duiveland, voor onbepaalde tijd uit. In Colijnsplaat wordt Co aangeklampt door een 'oud heertje van Schouwen', die precies weet te vertellen waar de geallieerden moesten landen om Schouwen- Duiveland te bevrijden: "vlak naast de haven van Zierikzee, meneer, dan kunnen ze de dijk heel laten. En de Hollandse tolk. aan wie ik dit verhaal ook vertelde, vond het 86

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2009 | | pagina 88