ook wel te zien aan de onderwerpen die
hij schilderde: zeegezichten, (duinland
schappen, stadsgezichten, kleurige boe
ketten, stillevens, (verfijnde) portretten.
Maar hij legde ook een aantal belangrijke
en ingrijpende gebeurtenissen vast, zoals
de inundatie van Schouwen-Duiveland in
1945 en de Watersnoodramp van 1953.
Van diverse kanten is er op gewezen dat
Breetvelt als schilder een heel ander mens
was dan de explosieve schoolmeester,
bibliothecaris, organisator, die de meeste
mensen op het netvlies hebben. Schilderen
deed hij altijd alleen. Zelfs zijn kleindochter,
die het atelier van opa altijd een fijne plek
vond om te vertoeven, mocht daar dan
nooit bij zijn. Wellicht vormde de een
zaamheid van het schilderen voor een man
als Breetvelt een mooie tegenhanger voor
zijn explosiviteit op al die andere terreinen.
Pogingen om de schilder Breetvelt te
koppelen aan een bepaalde stijl of stroming
in de schilderkunst hebben nooit tot een
duidelijke uitkomst geleid. Misschien komt
dit doordat hij leefde en werkte in een tijd
van veel onrust en grote maatschappelijke veranderingen, die uiteraard ook hun
weerslag hadden op kunst en cultuur. De ene stroming volgde op de andere en de
mensen, zij veranderden en bewogen daarin mee. Nu was Breetvelt er ook de man
niet naar om zich te conformeren aan een bepaalde richting of stroming. Hij hoefde
niet zonodig een etiket. In zijn manier van schilderen, compositie en kleurgebruik
komt hij meestal over als een moderne enigszins impressionistische schilder. Zeker
op latere leeftijd krijgen zijn werken steeds meer impressionistische kenmerken.
Maar: een vaste stijl of lijn is in zijn werk niet te vinden, al zijn er nu en dan absoluut
invloeden van bepaalde stromingen merkbaar. Als bijvoorbeeld in de jaren vijftig en
zestig schilders veel werken met 'blauwen', zien we dat ook terug in werken van
Breetvelt uit die periode. Later is dat dan weer weg. Wie toch etiketten wil plakken,
mag hem een 'modern realist' noemen.
Gerrit Breetvelt werkte vaak met een forse brede toets en beperkte zich vooral tot
hoofdlijnen. Details werden vaak bewust weggelaten of verwaarloosd. 'Goed is goed
en af is af', men hoort het hem zeggen. Het ging hem om het grote geheel en de
sfeer. Werken uit zijn vroege periode zijn over het algemeen redelijk donker, statisch
en realistisch. Naarmate hij zich verder ontwikkelde werden vorm, lijn en kleur
losser en het geheel ook lichter, zonder expressionistisch of abstract te worden. Een
bewijs daarvoor is vooral te vinden in een van zijn laatste grote werken: 'Gezicht op
het Havenhoofd bij Zierikzee'. Met moeite is de locatie te herkennen en duidelijk is
te zien dat het de schilder niet ging om dat Havenhoofd, maar om het spel van
wolken, licht, wind en water. Aan alles is te merken dat het exacte aantal palen van
dat Havenhoofd er niet toe doet en feitelijk dat hele Havenhoofd niet, maar die
wolken, dat water, het licht.
Onderweg wordt achterop de auto snel een
vluchtige schels gemaakt om die later te
kunnen uitwerken.
(Collectie Juliette Timmerman Dreischor)
112