DE ZEEUWSE JAREN (CA. 1620-1654) VAN PIETER
CORNELISZOON PLOCKHOY 'VAN ZIERICK-ZEE'
DE ACHTERGROND VAN EEN WERELDVERBETERAAR UIT DE
GOUDEN EEUW
Door Henk Looijesteijn
Inleiding
Stel dat er een verkiezing van de Grootste Zeeuw aller tijden zou plaatsvinden.
Welke plaats zou Pieter Corneliszoon Plockhoy dan behalen? Zou hij zelfs maar de
voorrondes halen?
Elke keer als mensen mij vroegen wat het onderwerp was van mijn proefschrift,
moest ik zijn naam minstens twee keer herhalen. 'Plok wie?', kreeg ik dan steevast
te horen. Pieter Cornelisz. Plockhoy staat niet bekend als groot 17e eeuws denker
of filosoof. Hij was geen Descartes of Spinoza, maar zijn pleidooien voor sociale
gelijkwaardigheid en religieuze verdraagzaamheid zijn bijzonder interessant - zeker
voor zijn tijd - en hebben nog niets aan actualiteit ingeboet.
Aan het eind van de 19e eeuw is hij 'herontdekt' en met enige regelmaat onderwerp
van onderzoek geweest, zij het niet zo veel als ik - als vroeg 21e eeuws historicus - wel
zou willen. Al snel ging daarbij ook aandacht uit naar zijn plaats van herkomst: Zierikzee,
waarschijnlijk omdat Plockhoy zelf nooit moe werd te verwijzen naar zijn geboorteplaats.
In de ondertitel van dit artikel noem ik hem 'een wereldverbeteraar uit de Gouden
Eeuw'. Over zijn ideeën en denkbeelden, en zijn leven buiten Zeeland, schreef de
Amerikaans-Nederlandse publicist Bart Plantenga in jaargang 2000 van dit Jaarboek
al een verdienstelijk artikel onder de titel 'Pieter Corneliszoon Plockhoy. Het
mysterie van de nederzetting Zwaanendael aan de Delaware (Noord-Amerika)'. Hier
kan daarom worden volstaan met een korte samenvatting van Plockhoy's idealen:
enerzijds waren die religieus, anderzijds hadden die idealen betrekking op het tot
stand brengen van een betere wereld. Plockhoy verdedigde de vrijheid van geweten
en het recht van elk individu om vrijuit te spreken over godsdienstige zaken. Hij
hoopte zo dat de tot op het bot verdeelde Christenheid van zijn dagen door dialoog
tot een beter begrip van de goddelijke waarheid zou komen, ongehinderd door
kerkelijke instanties die meenden het alleenrecht op de waarheid te bezitten. De
overheid moest geen kerken financieren, maar ontmoetingsplaatsen waar iedereen
vrijuit kon spreken over religie.
Daarnaast wilde Plockhoy ook betere levensomstandigheden scheppen voor am
bachtslieden, zeelieden, boeren en intellectuelen. Hij schreef daartoe ettelijke
voorstellen voor een egalitaire, democratisch georganiseerde gemeenschap,
waarin men de handen ineensloeg om een economisch levensvatbare. Christelijke
gemeenschap te vormen, in staat om succesvol te concurreren met de buitenwereld,
maar die daarnaast de deelnemers een verzekerd bestaan bood. Onder het motto
'eendracht maakt macht' geloofde Plockhoy dat de deelnemers aan zijn gemeenschap
niet meer bang hoefden te zijn voor armoede, en de vele zonden - bijvoorbeeld
gierigheid - die daarbij kwamen kijken. Plockhoy kreeg ook voldoende belangstelling
voor dit deel van zijn denken, en zou uiteindelijk een koloniale gemeenschap
oprichten gegrondvest op zijn idealen. Dat zijn kolonie niet lang heeft mogen bestaan,
was niet aan hem te wijten, zoals men in groter detail in Plantenga's artikel kan lezen.
Het zijn vooral mensen van buitenaf geweest die al snel na zijn herontdekking
35