Rijkje Bubbezons poëzie omvat hoofdzakelijk gelegenheidsverzen. Hierboven zijn al enkele voorbeelden genoemd uit haar Maassluise periode. Tijdens haar Zeeuwse jaren zette ze deze traditie voort, zoals een sonnet op het op 5 mei 1750 gesloten huwelijk van Jan Nicolaas Christiaan van Kretschmar en Maria Jacoba Mogge, Vrouwe van Haamstede. Het verschil van haar sociale positie ten opzichte van dit echtpaar bracht haar ertoe haar bijdrage nadrukkelijk bescheiden van omvang te houden: 'Mogt ik, na wil, en wensch, HoogEdle Echtelingen! Uw Trouwdag vieren, op een aangenamen toon; Myn bloemen hechten aan uw groene Mirthekroon, Ik zou met bly gejuich, uw heillot vrolyk zingen. Maar al te ruimen stof, doet my de pen bedwingen, Wat koos ik Staat, of Eer, of hartïnneemend Schoon, Beroemtheit van Geslacht, myn Zangster ongewoon Zoo hoog te rei te gaan, staakt die bespiegelingen.' Ze rondde af met een gelukwens aan de bruidegom met zijn keuze en hoopte dat het echtpaar een lang leven beschoren zou zijn en met 'schoone Telgen' zou worden gezegend.8 Maar lang zou het geluk van het echtpaar niet duren. Zes jaar later herdacht ze samen met haar dochters Wytske Neeltje (dan 20) en Anna Maria (dan 18) de op 18 juli 1756 overleden Maria Jacoba Mogge, ruim 22 jaar oud. Rijkje hield zich weer bij een sonnet. Hoe treft die scherpe pijl, haar waarde Echtgenoot! Kan haar Vrou Moeders Hart die harden schok verdragen? Moet haar aanminnig Kind, vergeefs na Moeder vragen? Ai mij! Dit valt te hard, die droefheid is te groot. Zie op van het schepzel op den Schepper, o die Heere! Die gaf, en nam, die kan uw droefheid haast verkeren. En u door zijnen geest vertroosten met[t]er daad.' Wytske Neeltje schreef met driftige pen drie kwartopagina's vol over de gestorvene, slechts twee jaar ouder dan zij: 'Moest dan de felle dood een jonge vrou bestoken? Die was de meeste vreugd Van haar vrou moeder, die haar tederlijk beminde, Maar nu door hare dood Geheel als eenzaam zit, in 't midden van haar vrinden Anna Maria besteedde zelfs vier kwartopagina's aandacht aan deze gebeurtenis: Kond gij vervaarlijk spook [de dood], geen ander doelwit vinden, Moest gij dan nu verslinden, Een cierelijke bloem, zo geurig, frisch en schoon, Een aangename kroon 9 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2010 | | pagina 53