Ook het overlijden van stadhouder Willem IV op 22 oktober 1751 leidde tot een
poëtische familieherdenking. De Fries Scipio Oudkerk had zijn tekst op 31 oktober
1751 tijdens de dienst vanaf de kansel voorgelezen: 'Zoo roept de Hemelheer ons
wederom tot treuren, Om kled'ren niet alleen maar Herten ook te scheuren
Rijkje Bubbezon herdacht eerst Willems kwaliteiten en betekenis voor de Republiek
en besluit dan:
'Gods Raad besluit staat vast: o! Nederland zwyg stille!
De handen op den mond:
Dat uw verbryzeld hart, nu rust in 's Heeren Wille,
Die dus uw hartaar word.
Die u de kroone van uw hoofd heeft weggenomen:
'k Beken de last is zwaar,
Maar uw geliefde Prins, zal nimmer wederkomen:
Hier helpt geen droef misbaar
Met haar dertien jaar behoorde Anna Maria Oudkerk - voorzover de informatie in de
bundel betrouwbaar en volledig is - samen met de veertienjarige Clara de Bruyn tot
de jongste auteurs. Op krachtige toon schreef ze:
'Ween, ween, Neêrlands Volk! En laat een treurgalm horen;
Stort brakke tranen uit, op Willems kout gebeent:
Beween het droevig lyk, wy hebben nu verlooren,
Ons dapp're Friso, Ach! Hoe zit den Staat versteent.
O Neêrland laten wy nooit op het vleesch vertrouwen:
Terwyl men dagelyks ziet hoe ras een mensch vergaat.
Maar laten wy op God als op een rotssteen bouwen;
Gelukkig is de Mensch die zig op God verlaat.'
Ook zoon Willem Haringh liet zich niet onbetuigd en droeg in 1753 op twaalfjarige
leeftijd voor de classis zijn vers De conventibus Ecclesiasticis voor, dat daarna met
een lofdicht van zijn moeder werd uitgegeven.10
Dramatisch afscheid van Maassluis
In 1759 heerste in Haamstede de kinderpokken. In maart werd de jongste, Isabella
Benjamina, zwaar ziek met hoge koortsen en er werd gevreesd dat ze zou sterven,
schreef Wytske Neeltje in haar 'Ootmoedige Smeekbede tot den Heere'. Het zou
haar laatste gedicht worden, want niet de jongste, maar zij zelf, de oudste, zou op 1
april 1759 aan de pokken overlijden. Het effect op het gezin was hartverscheurend.
Men betrachtte een maand rouw; alle aan de kerk gelieerde bezigheden werden
zo lang uitgesteld. Uiterst ongebruikelijk maakte ds. Oudkerk hiervan uitvoerig
aantekening in het kerkenboek.
'NB. Mijne veel waarde en tedergeliefde oudste dochter Wytske Neeltie Oudkerk, in
den ouderdom van xxiii Jaren, IV Maanden, en xix Dagen, aan de smertelijke Plage
der Kinderziekte op den 1 April [1759] in den vroegen Morgenstond tot myne grote
droefheid en Rouwe overleden zynde, hoewel met die gegronde hope dat zy in de
eeuwige rust is ingegaan, is de bediening van het H. Avondmaal tot den 29 April
52