en zou voorgoed in Indië blijven. Over de lotgevallen van Jacoba is niets bekend. Zij moet er in geslaagd zijn zelfstandig in haar onderhoud te voorzien, want Jan droeg daaraan niet bij. Armenzorg had ze evenmin nodig. Omstreeks 1775, tien jaar na Jan Stofregen, ging zijn broer Andries junior als leerjongen bij een meestermetselaar aan de slag. Ook hij hoefde wegens armoede geen leergeld te betalen. Korte tijd later was er blijkbaar wat geld beschikbaar. In de periode 1776-1778 kon Anthonie, die in opleiding was bij meester metselaar Andries Laroij, zelf zijn leergeld van 10 schellingen voldoen. Bagijnestraat 37 te Zierikzee in 2009 (foto auteur). Dit huis was gedurende 1784-1839 in bezit van Izaak Stofregen en van zijn erfgenaam en dochter Anthonetta. Omstreeks dezelfde tijd betaalde Izaak zijn vrijgeld aan het gilde. Dat betekende dat hij na zijn leertijd aan de slag kon als vrije metselaarsknecht of als meesterknecht bij een vrijbaas in Zierikzee. Ten tijde van zijn huwelijk in 1784 was Izaak enige tijd timmermansknecht. Later zou hij weer als metselaar aan het werk gaan. Overigens lagen de werkzaamheden van timmerlieden en metselaars bij bouw en onderhoud van huizen in eikaars verlengde. Soms ontstonden daardoor meningsverschillen tussen de broeders van beide gilden over de afbakening van eikaars werkterreinen. Zo was in Zierikzee in 1780 bemiddeling van het stadsbestuur nodig om de plooien weer glad te strijken. Op 27 april 1784, enkele weken vóór zijn huwelijk, was Izaak Stofregen eigenaar geworden van een huis aan de oostzijde van de Bagijnestraat (toen ook wel Breedstraat genoemd), het huidige nummer 37. Hij kreeg hiervoor van Dina Daane een hypotheek van 270 gulden.4 Als vijfde en laatste kwam Willem Stofregen in het vak. Hij was in de periode 1778-1780 als knecht in de leer bij meestermetselaar Cornelis Lookman. Na zijn knechtsopleiding leerde Willem door en legde in het voorjaar van 1784 zijn proef af, betaalde het standaardbedrag van 4 ponden 3 schellingen en 4 grooten Vlaams aan het gilde en werd vervolgens vrijmeester en gildebroeder. De nog minderjarige Willem beschikte blijkbaar al over enig vermogen (of werd kredietwaardig geacht), want nog voordat hij zijn meesterproef aflegde, kocht hij voor 800 gulden een huis aan de westzijde van de tegenwoordige Breedstraat te Zierikzee, thans nummer 6. De verkoper en gebruiker van het huis was Gillis Mozes, die sinds 1764 als metselaarsbaas in Zierikzee werkzaam was. Willem kocht ook het bij het huis gelegen pakhuis. De vele hierin aanwezige bouwmaterialen en metselaarsgereedschappen werden apart gewaardeerd op 200 gulden. Als bijzondere bepaling werd afgesproken dat dit laatste 62

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2010 | | pagina 64