bedrag moest worden betaald binnen twee keer 24 uur nadat Willem als vrijmeester in het metselaarsgilde zou zijn opgenomen. Willem Stofregen werd wegens zijn minderjarigheid bij deze transactie geassisteerd door zijn vader, Andries Stofregen. Deze plaatste eigenhandig een kruisje onder de akte. Willem daarentegen schreef zijn handtekening. Handtekening van Willem Stofregen in een notariële acte met betrekking tot de aankoop van bet panel Breedstraat 6 in 1783 (foto auteur). Het merk onder de bandtekening is doorWil/ems vader ''Andries Stofregen eigenhandig gesteld". Enige tijd later kocht Willem een tweede woonhuis aan de westzijde van de Breedstaat (het huidige nummer 10) en een woonhuis aan de westzijde van de Bagijnestraat. Om de aankopen te financieren, nam Willem op 21 april 1784 bij Fredrik Willem den Boer een hypotheek van 1300 gulden.5 Alvorens verder in te gaan op de ambachtelijke bedrijvigheid van de familieleden Stofregen, eerst iets over de politieke situatie in Zierikzee rond de tijd dat Willem zijn meesterproef deed. Patriotten en de nieuwe schutterij Het laatste kwart van de achttiende eeuw was een wat rommelige tijd in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Een grote groep mensen was ontevreden over het staatsbestel en het gevoerde beleid. Ze werden patriotten genoemd en wilden hervormingen die onder meer een beperking van de bevoegdheden van de Stadhouder, prins Willem V inhielden. Degenen die alles bij het oude wilden laten werden Oranjegezinden genoemd. Het voor de Nederlanden smadelijk einde van de vierde Engelse zee-oorlog in 1784 gaf een extra impuls aan de gevoelens van onvrede. Ook te Zierikzee was dit goed merkbaar. Ter illustratie hiervan iets over de schutterij in Zierikzee. Deze was sedert het einde van de Oostenrijkse Successieoorlog in 1748 ernstig verwaarloosd en stelde militair gesproken niet veel meer voor. Gezien de buitenlandse dreiging vond men dit in kringen van patriotten onaanvaardbaar. Zij richtten een nieuwe schutterij op onder cle naam "genootschap voor eendracht en vrijheid". Hiervoor bleek grote belangstelling. Meer dan 500 kandidaten meldden zich aan. Er was evenwel een gebrek aan ervaren instructeurs, zodat er maar 250 tot het genootschap konden worden toegelaten. Deze groep werd goed getraind onder leiding van hun commandant, kolonel Hendrik Stephanus van Meurs, een gewezen beroepsofficier van het Staatse leger. De leden van het genootschap werden voorzien van moderne wapens en nieuwe uniformen, die niet alleen de officieren maar ook de gewone schutters voor een belangrijk deel zelf moesten betalen. Willem Stofregen, die zich al eerder een actieve patriot had getoond, trad ook toe tot de nieuwe schutterij.6 Hij werd waarschijnlijk op de voet gevolgd door zijn broer Izaak. Zij konden zich dat blijkbaar niet alleen financieel veroorloven, maar wisten ook tijd vrij te maken om deel te nemen aan de drie verplichte wapenoefeningen 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2010 | | pagina 65