per week. Alle inspanningen wierpen vruchten af. De nieuwe schutterij sloeg een heel goed figuur bij publieke wapenschouwen en de (patriottische) burgemeester Albertus van der Schatte noemde het bataljon "de bloem der Zierikzeese burgerij". Intussen leidden deze ontwikkelingen tot grote wrevel onder de minder goed bedeelde leden van de oude schutterij. De overwegend Oranjegezinden die nu de oude schutterij bevolkten, raakten nog meer geïrriteerd toen het stadsbestuur op 15 mei 1786 officieel erkenning verleende aan het nieuwe bataljon schutterij. Ruim een jaar later was de spanning zo opgelopen dat het stadsbestuur besloot in te grijpen. Men reorganiseerde de verschillende vendels oude schutterij naar het model van het nieuwe genootschap en vormde zo een tweede bataljon onder commando van cle wijnhandelaar Jacob van Zandijk, die ook deken was van één van de oude schuttersvendels. Daarnaast nam het stadsbestuur nog een aantal maatregelen van vooral cosmetische aard, zoals de versobering van de uniformversieringen van de nieuwe schutterij. De bedoeling was om de tegenstellingen tussen de beide schutterijen af te zwakken, maar het effect bleek gering.7 Oproer en plundering In 1787 escaleerde de politieke situatie in de Nederlanden met de gevangenneming van de echtgenote van Willem y prinses Wilhelmina van Pruisen. Haar broer, de koning van Pruisen, trok met een leger de Nederlanden binnen en herstelde Willem V en zijn aanhangers, de Oranjegezinden, weer in hun oude positie. Als gevolg hiervan liepen de spanningen in de Republiek hoog op, Zeeland niet uitgezonderd. In Zierikzee ontaardde de toch al verhitte sfeer in rellen, waarbij oproerkraaiers diverse slag-, steek- en vuurwapens gebruikten. Toen daarbij een compagnie van de nieuwe schutterij in het nauw raakte en uit zelfverdediging moest schieten, viel aan de kant van de Oranjegezinden een aantal slachtoffers. De magistraten besloten toen de patriotten te ontwapenen. Nadat dit met moeite voltooid was, zagen de Oranjegezinden, waaronder de leden van de oude schutterij, hun kans en namen wraak. Patriotten werden mishandeld, enkelen zelfs vermoord. Met grof geweld sloegen de Oranjegezinden aan het vernielen en plunderen. Het interieur van 116 huizen werd geheel of gedeeltelijk vernield en de haven lag vol met kapotgeslagen meubels. De straten zagen eruit alsof het gesneeuwd had, door de veren uit de opengesneden bedden. Ook de woonhuizen van Izaak en Willem Stofregen moesten eraan geloven. Het interieur van het huis van Izaak werd door vijf man geplunderd, terwijl vier anderen de ruiten stuksloegen van het huis van zijn broer Willem en vervolgens het interieur vernielden. In hun woede zagen de plunderaars in Willems huis bepaalde metselaarsgereedschappen aan voor geweren, en namen ze mee. Toen het verwoestende oproer gestuit was, werden de van patriottische sympathieën verdachte inwoners gesommeerd naar het stadhuis te komen. Daar moesten zij een eed afleggen. Deze eed hield in dat zij zich verder "netjes" en onderworpen aan het Oranjegezinde bestuur moesten gedragen om in de stad Zierikzee te mogen blijven wonen en werken. Een twintigtal personen weigerde te verschijnen, onder wie Willem Stofregen. Hij werd daags na de plundering uit zijn huis gesleept door Adriaan Dingemanse en Bart Schoenmaker. De laatste was als knecht bij Willem in dienst. Later voerde Schoenmaker tot zijn verdediging nog aan, dat hij en zijn maat hadden weten te voorkomen dat Stofregen klappen kreeg van boze omstanders. Ondertussen brachten de twee Oranjegezinde onverlaten, die ook hadden deelgenomen aan de plunderingen, Willem op naar het stadhuis. Een lot dat ook de andere weigeraars trof. 64

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2010 | | pagina 66