aan kleine criminaliteit. Soms was dit wellicht te wijten aan baldadigheid of verkeerde vrienden, zoals een nachtelijke diefstal die door de elfjarige Andries werd gepleegd met een groepje andere kinderen. Maar meer waarschijnlijk is het, dat het gezin van Izak Stofregen junior en Cornelia bij tijd en wijle onder het bestaansminimum zakte. In een aantal gevallen lukte het de Stofregens, om ondanks tegenslagen in het ambacht de draad weer op te pakken. De weduwen en de ongehuwde dochters van Willem Stofregen ging dat minder goed af. Ze waren laag opgeleid, beheersten geen ambacht, hadden geen vermogen om op te teren en vaak niet zo'n beste gezondheid. Dergelijke vrouwen waren nauwelijks in staat met normale loonarbeid voldoende te verdienen om rond te komen.27 Zij zakten op enig moment structureel onder het bestaansminimum en moesten andere strategieën toepassen om te overleven. Hun bijzondere belevenissen worden in de volgende twee paragrafen nader belicht. De weduwe Sand aan de bedelstaf Willems dochter Tona Stofregen trouwde in 1809 op bijna 22-jarige leeftijd in cle Lutherse Kerk te Zierikzee met Willem Sand. Niet lang daarna maakte Sancl als soldaat vele omzwervingen in binnen- en buitenland. Tona trok mee. In 1819 vestigden zij zich met hun kinderen weer te Zierikzee en woonden onder meer in de Molenstraat. Sand ging als arbeider aan het werk. Een jaar later overleed hij. Tona verhuisde vervolgens met haar kinderen naar het Kerkhof noordzijde. Aanvankelijk verdiende ze de kost als schuurster. Zij verviel echter al snel tot armoede. Bovendien werd ze ziekelijk en lichamelijk zwak, waardoor ze niet meer in staat was om met haar handen de kost te verdienen. Tona was daarom met haar negen jaar oude dochter Theodora gaan bedelen. Op 28 september 1829 werden beiden door de politie opgepakt. Ruim een maand later diende hun zaak voor de Rechtbank te Zierikzee. De officier van justitie eiste tegen zowel moeder als dochter drie maanden gevangenisstraf, na het uitzitten gevolgd door overbrenging naar het bedelaarsgesticht. De rechtbank was evenwel van mening dat er verzachtende omstandigheden waren. Tona Stofregen kreeg acht dagen gevangenis en daarna bedelaarsgesticht. Haar dochter Theodora werd op grond van haar leeftijd zonder straf vrijgelaten. Opvang door haar familie was waarschijnlijk door gebrek aan geld niet mogelijk. Zij werd als wees beschouwd. Omdat haar vader tot de Lutherse kerk behoord had, viel Theodora nu onder verantwoordelijkheid van het Lutherse armbestuur van Zierikzee. Dit plaatste haar op een lijst van kinderen die naar de Kolonie van Weldadigheid in Drenthe moesten worden gestuurd (opgezonden heette dat toen). Al snel bleek echter dat de kosten van verpleging in de Kolonie hoger waren dan de 18 gulden en 40 cent per jaar die dit in Zierikzee kostte. Dit zou een strop zijn voor de Lutherse diaconie en na enig heen en weer geschrijf slaagde de diaconie erin om het besluit tot opzending van Theodora terug te laten draaien.28 Ze bleef in Zierikzee. Intussen zat moeder Tona te Middelburg haar straf uit en werd vervolgens naar Veenhuizen gestuurd. Daar kwam ze op 5 april 1830 aan.29 Tona Stofregen werd na enige tijd kolonist in de kolonie Ommerschans. Ze miste daar juist haar zestienjarige zoon Hendrik, die daar ook verbleef wegens bedelarij, maar medio februari 1830 vertrokken was om in militaire dienst te gaan.30 Tona overleed in de kolonie Ommerschans op 12 januari 1831. Het frivole bedrijf van de gezusters Stofregen Na het overlijden van Willem Stofregen in 1824, bleven zijn drie ongehuwde dochters, Hindrina, Jacoba en Maria, wonen in zijn huis aan het Gat van Westnoordwesten. 73

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2010 | | pagina 75