Als oudste aanwezige had dochter Hendrina de rol van hoofdbewoner. De oudste
dochter van Willem Stofregen, Janna, woonde aanvankelijk met haar partner Philip
Dane elders in Zierikzee. Na het overlijden van Dane werd het waarschijnlijk
moeilijk om financieel het hoofd boven water te houden. Haar enig nog levende
kind, Dingeman Dane ging vermoedelijk rond eind 1829 naar het weeshuis. Korte
tijd later overleed Jacoba Stofregen. Vervolgens trok Janna in bij haar zusters in het
ouderlijk huis. In deze kleine en inmiddels wat morsige woning hadden de gezusters
hun wat losbandige levensstijl een bedrijfsmatig karakter gegeven. Zij exploiteerden
een publiek huis. Het grote aantal buitenechtelijke kinderen van de gezusters moet
zeker zijn opgevallen (het eerste kind in de reeks werd al in 1815 geboren), maar
over de omstandigheden werd pas iets opgeschreven in 1833, toen zich een ernstig
incident voordeed.31
In de avond van 7 op 8 augustus kregen de dames Stofregen klanten afkomstig
van beurtschepen die kort tevoren uit Rotterdam in Zierikzee waren aangekomen.
Aanvankelijk gebeurde er niets bijzonders. De volgende dag gingen de zusters op
de schorren zeekraal zoeken en na thuiskomst hadden zij smakelijk zoute vis met
aardappelen gegeten. In de vroege morgen van 9 augustus evenwel werd de bijna
vijftigjarige Janna Stofregen door heftige ziekteverschijnselen overvallen. Om 11 uur
's morgens troffen de te hulp geroepen artsen haar in zeer ernstige toestand aan,
hoewel ze nog wel bij bewustzijn was. Cholera was hun schrikwekkende conclusie.
Om 2 uur 's middags overleed Janna thuis. Enkele uren na Janna werd ook haar
zuster Hindrina ziek. Zij vertoonde dezelfde ziekteverschijnselen, maar minder
heftig. Zij werd naar het cholerahospitaal afgevoerd, waar zij om 2 uur in de vroege
ochtend van 10 augustus overleed. Maria, de jongste van de drie, was veel minder
ziek geworden en herstelde. Ook de twee andere huisgenoten, de achttienjarige
Johanna en de vierjarige Willem Stofregen (beiden kinderen van Hindrina) werden
uit voorzorg naar het cholerahospitaal gebracht. Zij bleven echter gezond. Het snelle
fatale verloop van de ziekte bij de oudste twee zusters, verklaarden de artsen uit het
feit dat hun gezondheid nogal geleden had onder hun levenswijze.
Behalve de drie zusters Stofregen werd in 1833 niemand in Zierikzee besmet
met cholera. Naar achteraf kon worden gereconstrueerd, was de besmetting zeer
waarschijnlijk overgebracht door klanten die afkomstig waren van de beurtschepen.
Het bleek namelijk dat beide schepen een cholerapatiënt aan boord hadden gehad.
Ondanks de droevige gebeurtenissen lijkt het erop dat de overlevende familieleden
Stofregen hun bedrijf hebben voortgezet. Er werden namelijk tot 1840 nog vier
buitenechtelijke kinderen geboren. Maria kreeg in 1835 een tweeling en haar nichtje
Johanna Stofregen (dochter van de overleden Hindrina) kreeg in 1836 en 1839 een
kind. Deze vier kinderen kunnen ongetwijfeld tot de "bedrijfsongevallen" gerekend
worden.
De economische omstandigheden van de dames en de toestand van hun huis annex
bedrijfspand waren er in de loop der jaren niet echt op vooruit gegaan. Na Willems
dood was er vermoedelijk weinig aan onderhoud gedaan. De waarde van het huis en
erf werd in 1834 getaxeerd op 13 gulden en 50 cent. Een jaar later was burgemeester
De Crane van Zierikzee zelfs van mening dat het huisje "volstrekt geene waarde
bezit". De burgemeester verklaarde voorts dat de twee eigenaren en bewoners,
Maria en Johanna Stofregen in zeer armoedige omstandigheden leefden.32
Na 1840 was het afgelopen met het huis van vermaak aan het Gat van
Westnoordwesten. Maria Stofregen werd naar de Rijkswerkinrichting gestuurd. Zij
zag Zierikzee niet meer terug. Zij overleed in het tweede gesticht van de kolonie
74