Een dergelijk plan doet denken aan het Hofje van Nieuwkoop in Den Haag: dat werd in 1657 gesticht door Johan de Bruyn van Buijtenwech, heer van Nieuwkoop. Enkele jaren daarvoor had deze twee tuinen met een tuinhuis gekocht tussen het Westeinde en de Prinsessegracht in die plaats en had bij testament bepaald dat daarop een hofje met 36 woningen gesticht moest worden. De huidige regentenkamer van het hofje was door de architect Pieter Post in zijn uitgevoerde ontwerp opgenomen en was oorspronkelijk bedoeld als buitenhuis voor de heer De Bruyn.13 Een combinatie van een aantal verhuurde woonhuizen met een pleziertuin kwam in Zierikzee overigens vaker voor: zo had Adriaen Lenardtsz. Hoffer in 1567 'drye cameren' aan de Verrenieuwstraat, waarbij later Adrianus Hofferus een tuin bezat. Verder had een grote tuin aan de Lange Nobelstraat in de tweede helft van de achttiende eeuw niet alleen een groot tuinhuis maar aan de straatzijde stonden ook vier woningen die werden verhuurd aan ambachtslieden. Daarvan zijn er tegenwoordig nog drie over. Tot slot lag er een soortgelijk complex aan de zuidzijde van de Weststraat, tegenover de Varreput. Hendrik de Groote en Neeltje Blom waren er in 1771 de eigenaars van. Het huis zelf was gesplitst in zes eenheden, die allemaal keuken werden genoemd en afzonderlijk waren verhuurd aan verschillende personen. Het 'hof en huysje daar agter' gebruikten ze zelf. Het huisje bestond uit een vertrek dat wederom als keuken werd aangeduid. Hierin stonden een tafel en maar twee stoelen - kennelijk verwachtte het echtpaar De Groote geen gasten. Aan de wanden hingen een schilderij, negen tekeningen en drie prenten. Dit was duidelijk niet een woonhuis of kookruimte maar een tuinhuis om zomerse dagen door te brengen.14 In andere steden waren eveneens tuinen te vinden waar een of meerdere woningen bij hoorden die apart werden verhuurd. Op deze manier kon de eigenaar van de hof een deel van de onderhoudskosten dekken. Uiterlijk Kaarten en archiefstukken geven een indruk van het uiterlijk van de tuinen en tuinhuizen. De inrichting van een tuin kon variëren van uiterst eenvoudig tot wat meer aangekleed. Verschillende tuinen waren niet meer dan boomgaarden met een schutting eromheen, andere waren voorzien van een optrekje. In de loop van de tijd werden ze weliswaar iets luxer en fraaier, maar ze bleven in Zierikzee in het algemeen nogal eenvoudig. Inrichting en beplanting Tuinen in de steden hadden in de regel een afscheiding in de vorm van een houten schutting of een gemetselde tuinmuur. Dat ze werden beschermd door een meidoornhaag of andere struiken, zoals de Noordgouwse buitenplaatsen, ligt niet erg voor de hand omdat daar binnen de stad veelal de ruimte voor ontbrak. In de nalatenschap van Isaackjeroensz., eigenaar van een tuin in 't Paradijs net buiten de muren, trof men in 1661 weliswaar een 'doornscheer' aan, maar deze kan behalve om een afscheidingshaag in toom te houden, ook bedoeld zijn geweest voor vormsnoei van taxus- of buxusstruikjes of haagjes. Fruitbomen kwamen in vrijwel elke tuin voor. Nog tot in de negentiende eeuw was dit voor sommige tuinen zelfs de enige beplanting. Een advertentie uit 1824 spreekt van een hof aan het Lange Pad 'met 50 vruchtboomen in hetzelve, groot 38 roeden'. De afbeelding van de tuin van Adrianus Hofferus laat groentebedden zien. Later werden de tuinen wat luxueuzer en kwamen er siertuinen te liggen. Dit was soms een parterre of bloemperk met kralen, steengruis en geschoren buxushaagjes, al 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2011 | | pagina 13