dan niet opgesmukt met een aantal beelden of tuinvazen. In een van de tuinen aan het Lange Pad was nog in de twintigste eeuw een achttiende-eeuws marmeren beeldje te vinden van een sater met een wijnvat. Langs de schuttingen kon men leifruitbomen vinden, en soms een enkele kas of een broeibak. In de tuin van notaris Baster stonden in 1771 zes broeibakken en een druivenkas. Verder waren er bloemen in potten te zien en was er een voorraad bloemstokken om bloeiende planten mee op te binden. Een deel van de tuin was ingericht als moestuin, waar onder meer bonen werden geteeld, getuige de aanwezige bonestaken. Om tere planten of zichzelf en zijn gasten tegen de felle zon te beschermen, beschikte hij over 'eenige schermen, zoo met zeyldoek als geolyd papier'. Ook voorzien van een combinatie van sier- en nutsbeplanting was de 'nieuw aangelegden tuin, beplant met jonge vruchtboomen, heestergewassen, bloemen, enz., gelegen in de Lange Pad' die in 1826 werd geveild. Een enkele tuin beschikte over een vijver. Zo konden belangstellenden in 1837 een bod doen op 'een fraaie tuin, met een aangenaam zomerhuis, met vele vruchtdragende boomen, benevens een ronde kom met goudvisch in het midden' in het Lange Pad. Opstallen In veel tuinen was wel een gebouwtje te vinden waarin men kon zitten en het tuinmeubilair of gereedschap in kon opslaan. Tegenwoordig noemen we dergelijke bouwsels veelal koepels of tuinhuizen, maar de zeventiende en achttiende eeuw kende daarnaast een grote variatie aan andere benamingen. Ze kwamen in allerlei gedaantes en formaten voor.15 Een kostbaar exemplaar moet de eerdergenoemde koepel in 't Paradijs zijn geweest, van Isaack Jeroensz. Het betrof een 'achtkant huysken' en de eveneens achtkantige tafel in het gebouwtje zorgde voor de vereiste architectonische eenheid tussen gebouw en interieur. De tuin van apotheker Michiel Oostdijck aan de Hoge Molenstraat, naast de Mollemanspoort, was eind zeventiende eeuw voorzien van een 'somerhuys' en die van Jacob Weststrate had een 'speelhuys'. In de hof van Jacobus Hoogermoole stond in 1750 'een groot steene speelhuys'.16 De afbeeldingen van deze bouwwerkjes zijn niet talrijk, dus het is moeilijk om een indruk te krijgen van hoe eenvoudig of hoe luxueus ze waren. Sommige tuinhuizen waren versierd met beeldhouwwerk, zoals die van notaris Baster: deze was voorzien van een 'houte beeldeken op de coupel'. De genoemde gravure in de Nieuwe Cronyk van Zeelandt van Smallegange, toont enkele tuinen buiten de Hoofdpoort die allemaal voorzien zijn van een gebouwtje. Een gravure naar een tekening van Cornelis Pronk uit het midden van de achttiende eeuw toont het profiel van Zierikzee vanaf de havendijk waarop deze ook te zien 12 Marmeren beeldje van een sater met een wijnvat, die tot in de twintigste eeuw in de tuin van de familie Schuurbeque Boeye aan het Lange pad stond. Foto, maker onbekend, 1936 (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee, 7M 3362).

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2011 | | pagina 14