half uur vrij om op het werk te eten.12 Er kon alleen bij daglicht gewerkt worden, dus begon men in de winter later en hield wat eerder op. Het werk in de bouw was gevaarlijk. Bij het werken op (onbeveiligde) steigers en daken zat een ongeluk in een klein hoekje. Het was ook zwaar werk. Hulpwerktuigen waren er nog niet, dus ging alles met de hand. Metselaars moesten voortdurend bukken, wat vaak aanleiding gaf tot rugklachten, zoals spit. Het dag in dag uit hanteren van stenen en kalk veroorzaakte in veel gevallen bovendien verwondingen en eczeem aan de handen. De opperlieden hadden het 't zwaarst. Een paar honderd keer per dag gingen zij ladders op en af. Ruim 60 treden waren daarbij geen uitzondering. Op hun schouder brachten zij een bakje stenen of mand kalk omhoog met een gewicht van 40 a 60 kilogram. Dit alles betekende een enorme belasting voor hart, schouder en rug. Het beroep van opperman werd, met dat van bootwerker en mijnwerker, vroeger door artsen tot de zwaarste beroepen gerekend.13 De arbeidsomstandigheden van de opperlieden verbeterden pas, toen laat in de negentiende eeuw mechanische hulpmiddelen beschikbaar kwamen om het materiaal omhoog te brengen. Het werkvolume in de tweede helft van de 18e eeuw Maar hoeveel werk hadden deze bedrijven te Zierikzee eigenlijk in het laatste kwart van de achttiende eeuw? De klanten van de metselaars waren met enige regelmaat de stad en de kerk, maar soms ook wel een gilde dat onroerend goed bezat. Zo deden Cornells Lookman, Cornelis van de Weijde en Martijn Phernambucq nogal eens metselwerk voor het onderhoud aan de Schotskamers van het kleermakersgilde. Daarnaast zullen veel opdrachten verstrekt zijn door particulieren. Slechts af en toe is hierover concrete informatie te vinden, bijvoorbeeld in een notariële acte. Uit deze wat fragmentarische verzameling gegevens is het moeilijk een beeld te krijgen van het werkvolume van de metselaars. Langs indirecte weg kan wel een indruk worden verkregen van de hoeveelheid werk op basis van de rekeningen van het metselaarsgilde van Zierikzee, die telkens liepen over twee jaar van oktober tot oktober. Daarbij is gebruikgemaakt van het feit dat het aantal metselaarsbazen in het laatste kwart van de achttiende eeuw min of meer constant was. Waarschijnlijk gold 27 Twee opperlieden staan klaar met een bak kalk en een vracht stenen, aan weerszijden van de knecht die bij de kuip aan het mengen is. Achter hen op de steiger en op het dak een metselaar. Links op de steiger is een metselaar aan het voegen. Detail van een schildering op de baar van het St. Josephsgilde in de St. Gertrudiskerk te Workum, ca. 1791 (foto auteur).

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2011 | | pagina 29