het stadsarchief terecht. Wat men onbelangrijk achtte is vermoedelijk weggegooid,
maar sommige stukken zijn mogelijk achtergehouden. In elk geval kwamen op enig
moment een drietal rekeningboeken van het metselaarsgilde terecht bij de
kerkvoogden van de Hervormde Gemeente. De kerkvoogden gaven de boeken
omstreeks 1899 aan het gemeentearchief.26
Na de omwenteling in 1795 was de economie van Zierikzee verslechterd.
Oorlogshandelingen en door de strijdende partijen opgelegde beperkingen deden
zeevaart en handel steeds verder teruglopen. Niet alleen het patriciaat kreeg hiervan
last, maar ook de ambachtlieden en anderen die afhankelijk waren van hun
opdrachten. Ten slotte raakte in 1797 de stedelijke kas uitgeput door het teruglopen
van belastinginkomsten.27 De vervolgens opgelegde extra heffingen maakte de
toestand er niet beter op voor de minder gegoede burgerij.
Voor wat betreft het metselaarsgilde waren in 1807 nog negen metselaarsbazen
actief die hun meesterproef hadden afgelegd bij het gilde en drie admissiebazen. De
bedrijven waren nog steeds klein. De gemiddelde grootte was een baas en twee
vaste medewerkers, zodat naar schatting tegen de 40 personen permanent in het
metselbedrijf werkzaam waren.
32
Rechts twee metselaars aan het werk. Op de voorgrond twee instrumenten om het metselwerk waterpas
en haaks te maken. Naast een stapel bakstenen links is een knecht kalk in een kuip aan het mengen.
Achter hem zijn metselaars op steigers bezig aan een muur en aan een schoorsteen. Detail van een
schildering op de baar van het St. Josephsgilde in de St. Gertrudiskerk te Workum, ca. 1791 (foto
auteur).