Noten
39
1 Bijvoorbeeld over het patriciaat door Van Dijk Roorda en P.D. de Vos, De vroedschap van Zierikzee
van de tweede helft der l6e eeuw tot 1795, Zierikzee 1931Remmerswaal gaat in zijn dissertatie vooral
in op de verhouding tussen de gilden en het patriciaat en komt de positie van de ambachtslieden zelf
slechts terloops aan de orde.
2 Algemene informatie over de gilden in dit artikel is ontleend aan Lourens en Lucassen 1996. Over de
gilden te Zierikzee is, buiten de bronnen, bovendien informatie ontleend aan Remmerswaal, Uil en
De Vos.
3 Met vriendelijke dank aan de heer C. Teulings.
4 Remmerswaal, blz. 47.
5 Met uitzondering van het jaar 1803, zijn na 1797 geen volledige gegevens bewaard gebleven. De
straten waar de meester-metselaars woonden zijn ontleend aan de kohieren van het familiegeld, De
Kan ter en notariële acten.
6 Uil 1995, blz. 56-58; De Vos 1923.
7 De Vos 1911, blz. 40-41.
8 GASD, Stad Zierikzee 1275-1824, inv.nr 42, Resoluties van de Raad 8-5, 23-5 en 27-5-1780; ook
Remmerswaal, blz. 196, 201
9 De Vos 1923, deel I; Remmerswaal, blz. 155.
10 De Vos 1923, deel III
11 Dit blijkt bijvoorbeeld uit inventarissen van timmerlieden, zoals die van Adriaan Josias van den
Broeke te Veere, die na de winter van 1850-1851 een grote hoeveelheid schuifkozijnen met glazen
ramen, dakvensters, binnen - en buitendeuren en houten trappen in voorraad had [Zeeuws Archief,
Acte notaris W.M. Snijder te Veere dd. 4-4-1851]
12 De Vos 1923, deel II. Dit betekende dus een werkdag van 12 uur. In vergelijking met bijvoorbeeld
Alkmaar, was dat aan de lange kant. Daar maakte men in de zomer maximaal dagen van 10,45 uur
[Pot, blz. 44]
13 Heijermans, blz. 86-88.
14 Remmerswaal, blz. 50, 114.
15 De Vries Van der Woude, blz. 390-392.
16 Lonen metselaarsbazen: Nusteling, blz. 123, 252-253; Noordegraaf, blz. 154-155, 157-158. Bazengeld:
Remmerswaal, blz. 114-115; Brouwer Ancher blz. 37; Pot, blz. 49-51; Noordegraaf, blz. 40-43. De
laatste sluit niet uit dat het bazengeld (soms) apart aan de opdrachtgever in rekening werd gebracht,
zodat het dus niet werd afgetrokken van het in de tabel opgegeven loon van knechts en opperlieden.
Noch te Zierikzee, noch te Veere is hiervoor (tot nu toe) een aanwijzing gevonden.
17 De tabel is voor wat betreft Zierikzee samengesteld op basis van gegevens uit de bijlagen bij de
rekeningen van de Stad Zierikzee over de betrokken jaren. Hoewel er vrij veel rekeningen voor
verricht metselwerk aanwezig zijn, ontbreekt hierin meestal de specificatie. Daglonen zijn dan ook
zelden te bepalen. Een andere potentiële bron voor looncijfers, de rekeningen uit het archief van de
NH diaconie, is niet te Zierikzee niet bewaard gebleven; De Economist 1853, blz. 282-285; Pot, blz.
303-305, bijlage 1.1, tabel 1; Noordegraaf, blz. 152-158. tabel B-7 t/m B-9; de relatie vakbekwaamheid
en lonen bijv. in Brouwer Ancher, blz. 37.
18 Sickenga, blz. 446-448. Ter wille van de overzichtelijkheid, zijn de hier gebruikte gegevens van voor
1759 aan de hand van de in de kohieren gevonden tarieven, omgerekend naar de belastingklassen van
1759 en later. Gehanteerd is daarbij het overzicht van de tarieven uit beschrijving van de geschiedenis
van de belasting in de inleiding van het 4e stuk (familie- en hoofdgeld) in de inventaris van het archief
van de Rekenkamer van Zeeland, "Rekenkamer D".
19 Remmerswaal, blz. 168.
20 De Vries Van der Woude, blz. 715.
21 Van Dijk Roorda, blz. 67
22 Van Zanden, blz. 142-145
23 Pot, blz. 329-330.
24 Van Leeuwen, blz. 199; Remmerswaal, blz. 52-54
25 Lourens Lucassen, blz. 18.
26 Nederlandsch archievenblad 1899-1900, blz. 55. Het betrof de boeken over 1641-1669, 1669-1702 en
1703-1756.
27 Groeneyk, blz. 35; Brusse en Van den Broeke, blz. 19-20.
28 Brugmans 1956, blz. 230-231.
29 De cijfers met betrekking tot 1795 zijn ontleend aan Lourens Lucassen, blz. 99; de cijfers over 1840
zijn ontleend aan het Alphabetisch register van alle bewoonde oorden des Rijks, 's Gravenhage 1850,
blz. 434.