scholen tegen een laag percentage. Eventueel resterende gelden konden bestemd worden voor een kinderspeeltuin. In 1949 werd het besluit tot het uitlenen van het geld genomen met de grootst mogelijke meerderheid. Alleen commissaris G. van der Vliet toonde zich een fervent tegenstander. Het besluit werd goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders. De Slavenkas had geld uitgeleend, dat ze niet meer bezat. Het kapitaal was immers ter beschikking gesteld aan de Stichting tot oprichting en instandhouding van een ziekenhuis te Zierikzee. Op grond van de overeenkomst konden de commissaris sen van de Slavenkas de gelden terugvorderen omdat zij mocht beoordelen of het doel wel of niet was verwezenlijkt. De stichting bleek echter niet bereid het gehele kapitaal terug te geven. Zij hield een deel achter. Het ging om ruim 22.000 gulden. Een proces volgde voor de Arrondissementsrechtbank te Middelburg. De belangen van de Slavenkas werden verdedigd door de Zierikzeese advocaat en procureur mr. C.J.B. du Croo. De rechtbank wees vonnis op 24 oktober 1951 en veroordeelde de stichting tot het terugbetalen van het restant, de rente daarover vanaf de dag van dagvaarding (11 september 1950) en de proceskosten. Weliswaar werd beroep aangetekend bij het Gerechtshof in Den Haag, maar dat werd later ingetrokken. Door de restitutie kwam het kapitaal, waarover de Slavenkas opnieuw de beschik king kreeg, in 1952 op fl. 118.754,01. Nog in 1952 werden de plannen gewijzigd. In plaats van het verstrekken van leningen ten behoeve van het bewaarschoolonderwijs - het kapitaal van de Slavenkas zou onvoldoende zijn - werd besloten in te schrijven op de Nationale lening voor de woningbouw. Het was een concrete handreiking om enerzijds te helpen bij het lenigen van de woningnood, ook in Zierikzee, en anderzijds werd meer rente verkregen. De 2V2 procent inschrijvingen op het Grootboek Nationale Werkelijke Schuld ten laste van de Slavenkas en van het Weduwenfonds - het ging om een bedrag van 93.600 gulden - werden vervolgens verkocht. Ook dit besluit werd goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders. Op 1 februari 1953 volgde de watersnoodramp. Ook voor Zierikzee waren de gevolgen zeer ingrijpend. Omvangrijk was onder meer de materiële schade. In de huisvesting van de eerder genoemde bewaarscholen moest snel verbetering worden gebracht. Het was opnieuw Gerritsen die het initiatief nam. In augustus van dat jaar besloten de commissarissen mee te werken aan de bouw van twee nieuwe kleuterscholen, een neutrale en een christelijke, op de grond van de Slavenkas. Voor de benodigde toestemming van burgemeester en wethouders waren de bestuurlijke lijnen kort. President-commissaris R. Gerritsen was tevens voorzitter van de commissie kleuterschool van het Departement Zierikzee van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die de Neutrale kleuterschool, de vroegere Burgerbewaarschool, onder haar hoede had. Voorzitter van de Christelijke bewaarschoolvereniging was A.M. den Boer. Zowel Den Boer als Gerritsen waren wethouder. Den Boers partijgenoot J.W. van den Doel, naast raadslid ook directeur van de Scheldebank, was commissaris van de Slavenkas. Van den Doels echtgenote was bestuurslid van de christelijke bewaarschoolvereniging. De secretaris-boekhouder P. van Beveren was werkzaam op het stadhuis. Voor de bouw van deze vrijwel identieke schoolgebouwen werden leningen verstrekt van tweemaal fl. 45.679,75. De te betalen rente werd bepaald op 3V2 procent. De jaarlijkse huur van de grond werd vastgesteld op een gulden voor elke school. Op 12 januari 1955 volgde de overdracht van de gebouwen door de Slavenkas aan de beide schoolbesturen en de opening door de burgemeester, jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije. Over de te betalen rente, die later werd bepaald op 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2011 | | pagina 56