zolder, reparatie van de keukenvloer, het bouwen van een bergplaats voor kolen en
hout en een schilderbeurt. De meester reageert hierop en antwoordt dat door deze
voorgestelde verbeteringen niet wordt voorzien in de dringende behoefte aan
ruimte en licht. Hij vervolgt: 'Als er geen hogere verdieping kan komen en het
bovenhuis verbeterd kan worden, dan alleen de meest noodzakelijke verbeteringen
uitvoeren. Later kan dan misschien wel aan de eisen worden voldaan.' De woonom
standigheden van het inmiddels uit zeven personen bestaande gezin veranderen
niet, want in januari 1900 schrijft Hubregtse weer een brief waarin hij moet vaststel
len dat de woning in velerlei opzichten te wensen overlaat. Het college belooft dit te
zullen onderzoeken. De bestuurderen komen, na onderzoek, nu zelf ook tot het
oordeel dat de woning niet meer voldoet en zeggen toe in 1901 maatregelen te zul
len nemen: verbouw of nieuwbouw. Zij houden zich aan hun belofte, want in januari
1901 krijgt de heer P. Hanson uit Haamstede, hij is werkzaam bij het Waterschap
'Schouwen', de opdracht een bestek en tekening te vervaardigen en een raming te
maken van de kosten voor de
bouw van een nieuwe onder
wijzerswoning. De raad neemt
het voorstel over en besluit
op 5 april van dat jaar een
woning te laten bouwen voor
een bedrag van f 2186,60
5% honorarium voor de bouw
kundige. De Minister van Bin
nenlandse Zaken is bereid
een rijkssubsidie te verlenen
van 2000 gulden. Op 8 febru
ari 1902 keurt de minister het
plan goed, de bouw kan be
ginnen...
Jaarwedden
Bij de Wet van 1857 was het minimumsalaris voor hoofdonderwijzers vastgesteld
op 400 gulden per jaar met recht op vrije woning, voor de hulponderwijzer op 200
gulden en voor de kwekeling op 25 gulden per jaar. Gemeenten konden boven deze
bedragen uitgaan; in steden werd wel het dubbele betaald. Op het platteland hield
men zich in 't algemeen aan deze vastgestelde jaarwedden. Het is dan ook niet ver
wonderlijk dat de dorpsschoolmeester door bijbaantjes zijn inkomen probeerde te
verhogen. Hij moest hiervoor wel toestemming van Gedeputeerde Staten krijgen.
Kerkelijke functies, zoals koster, organist, voorlezer en voorzanger waren toegestaan.
Ook het geven van privélessen en cursussen kon voor extra inkomsten zorgen.
Meester Hubregtse ontvangt per jaar 700 gulden (de minima zullen inmiddels ver
hoogd zijn) met daarboven 10% van de te ontvangen schoolgelden. In Burgh zal dit
percentage niet veel in het laatje hebben gebracht, want de helft van de leerlingen
volgde kosteloos onderwijs, omdat de ouders niet in staat waren de paar dubbeltjes
schoolgeld te betalen. Extra inkomsten, een vergoeding van 50 gulden per jaar,
ontvangt het hoofd der school m.i.v. 1 januari 1884 voor het zorgdragen voor het
dagelijks onderhoud en het jaarlijks twee keer schoonmaken van de school en het
63
Ontwerp nieuwe meesterswoning.