van onderwijs zij.' Het is dan ook begrijpelijk dat de jonge meester een benoeming tot voorlezer en voorzanger met ingang van 1 januari 1879 aanneemt. De vergoeding bedraagt 50 gulden per jaar. Van dit bedrag wordt voorlopig nog 15 gulden uit gekeerd aan zijn voorganger, het gepensioneerde schoolhoofd J.A. Manus van der Jagt, zolang deze koster blijft. Hij is dan al 73 jaar! In de benoemingsbrief worden de werkzaamheden opgesomd: 1. Het tijdig (laten) afhalen van het zg. psalmbriefje 2. Het aanzetten op de daartoe bestemde plaats in de kerk van het opgegeven gezang 3. Het voorlezen van het opgegeven gedeelte van de Heilige Schrift en het leiden van het zingen der gemeente in hare openbare samen komsten.' In de acta van de kerkenraad komt het functioneren van Hubregtse niet aan de orde, zodat aangenomen kan worden dat de meester zijn taak goed heeft vervuld. Toch ontstaan er later problemen tussen de hoofdonderwijzer en de kerkenraad. Pro blemen van principiële aard met grote gevolgen, ook voor de dorpsgemeenschap. Er zal over gesproken worden als 'moeilijke tijden van verdeeldheid en godsdiensttwisten.' In 1894 gaat ds. J.J.P. Schilt met emeritaat, na 43 jaar de Hervormde Gemeente van Burgh 'gediend' te hebben. Ds. Schilt behoorde tot de vrijzinnige richting binnen de Hervormde Kerk. Na zijn vertrek 'verkleurt' de samenstelling van de kerkenraad: de orthodoxen krijgen de overhand. Hoewel het in het beroep niet expliciet wordt aangegeven tot welke richting de nieuwe predikant moet behoren, wordt proponent C. J. H. Verweijs uit Middelburg op 22 maart 1897 de eerste orthodoxe herder en leraar van Burgh. Als ds. Verweijs al na anderhalf jaar naar Wissenkerke vertrekt moet er weer een beroepingsprocedure gestart worden. Met 11 tegen 3 stemmen wordt besloten op zoek te gaan naar 'een proponent van rechtzinnige signatuur'. Een bijna drie jaar durende vacante periode breekt aan. Er volgen zeven beroepen, alle kandidaten bedanken. Is de sterk geïsoleerde ligging van Burgh de oorzaak of de 71 Interieur van de kerk in Burgh voor de brand in 1924.

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2011 | | pagina 73