Ook tandarts Lomars maakte zich zorgen. Hij woonde het dichtst bij de te stichten
fabriek, op hoogstens zeven meter afstand. De stoommachine stond slechts één
meter verder. Zijn grootste zorg was brandgevaar: welke maatschappij zou zijn pand
nog willen verzekeren met een fabriek zo dichtbij? Wie zou verantwoordelijk zijn?
Alleen als de stichter van de fabriek alle risico's voor zijn rekening zou nemen, zou
hij zijn klacht in willen trekken. Landbouwer A. Flikweert woonde dan wel in de
Kapellestraat, maar zijn schuur grensde aan het op te richten bedrijf. De dorsvloer
die hij daarin had aangelegd, zou hij niet meer kunnen exploiteren, omdat het
straatje altijd vol zou staan met grondstoffenwagens. Onlangs was er al een stuk uit
de muur van zijn schuur gereden! Hij zou zijn klacht alleen intrekken als de oprichter
hem een schriftelij ke verklaring zou verstrekken dat hij geen hinder zou ondervinden!
Als laatste kwam mr. ir. C.L. de Vos van Nederveen Cappel, lid van de Gezondheids
commissie, aan het woord. Hij betreurde de aanvrage zeer. Vooral om de plaats, zo
midden in de stad. Bovendien vond hij de aanvraag onduidelijk, veel gegevens
ontbraken. Ook hij dacht dat de uitstoot van roet slecht zou zijn voor het zink op de
daken en het niet kunnen luchten ongezond voor de mensen. Bij een eventuele
vergunning zou hij de volgende voorwaarden willen stellen: de locomobiel
verplaatsen naar het zuidwesten van het terrein, deze uitsluitend stoken met
zuiggasantraciet en niet met eigen briketten. Vanwege zijn ervaringen bij het
waterschap wist hij dat briketten niet in de vuurhaard passen. Ze zullen gebroken
moeten worden, wat veel stof zal veroorzaken. De schoorsteen moest minstens elf
meter hoog worden, vanaf de begane grond. Er moet gestookt worden volgens de
richtlijnen van de Vereniging tot bevordering van Rookvrij Stoken.5 De aanwezige
brandstoffen wat vochtig houden hoorde hier ook bij. Ook gemeentebouwmeester
M. van Dorth was tegen, vooral vanwege het brandgevaar dat het werken in een
grotendeels houten gebouw zou opleveren.
Het weerwoord
Willem Pieter van Pagé hoorde al deze verhalen met grote verwondering aan.
Kennelijk had nog nooit iemand een brikettenfabriek van dichtbij gezien. Samen
met directeur Prakke van de Zierikzeese gasfabriek heeft hij een brikettenfabriek
bezocht en daar was nergens rook of stof in de omgeving te bekennen. Dit gebouw
wordt zes meter hoog, de lucht zou juist bederfwerend werken en heeft geen
invloed op zink! Hoe zou men anders in een grote stad kunnen leven, waar zoveel
fabrieken waren? Waar rook is, is het drinkwater juist het lekkerst. Over de ver
ontreiniging in de straten: het schip dat kolen aanvoerde voor de aanstaande fabriek
kon niet in de Oude Haven komen, zodat er overgeladen moest worden. Dat was de
reden dat er veel gemorst werd. Maar dit was beslist een eenmalig gebeuren.
Bovendien zou er een directeur worden aangesteld, die alles van de fabricage af
wist.6 De reactie van het lid van de Gezondheidscommissie overviel hem, maar hij
antwoordde, dat de kolen bij aanvoer geen stof zullen verspreiden, omdat ze vochtig
zijn en zo lang duurt de reis niet. Legemate bracht nog in dat zijn water (regenput)
is bedorven door bakkerij Vogelaar, hoe erg moet het dan niet worden door een
brikettenfabriek. Hij was niet tegen de fabriek zelf, maar wel tegen de plaats.
Bovendien: wat is zuiggasantraciet? Van Pagé legde uit dat dit antraciet is dat enkel
gloeit en geen vlam verwekt.
82