nieuwe pachters van gesplitste percelen vergoeding betalen", lezen we in de
notulen van 13 september 1918. Bedoeld wordt een vergoeding voor opgebrachte
mest. De vergoeding bedraagt 15,00. Mr. Cau treedt af en wordt opgevolgd door
notaris Van Nouhuys als voorzitter, lezen we in de notulen van 19 november 1919.
Een weduwe verzoekt om de tuin van haar overleden man te mogen blijven huren,
hetgeen wordt ingewilligd. Dit zal nog vaker voorkomen. Een volkstuin is nu
eenmaal geen hobby.
Het zijn economisch zware tijden. Op 9 oktober 1920 delibereert het bestuur over
vrijwillige verhoging van de door de stichting verschuldigde leningsrente van 4%
tot 5% 's jaars "teneinde opzegging te voorkomen, dit in verband met de duurte van
geld. 't Voor en tegen wordt overwogen en ten slotte besloten eene afwachtende
houding aan te nemen, totdat belanghebbenden er zelf om komen."
Van alle tijden zijn de problemen rond naleving van het reglement en illegale
onderverhuur. Het bestuur besluit op 12 september 1921 "de pachters nogmaals te
wijzen op een stipte naleving van 't reglement; ook dat ze geen ander land in pacht
mogen hebben, 't geen echter moeilijk te constateeren is." Kennelijk is vergaderd
ten huize van bestuurslid Romeijn, getuige de ontboezeming van de notulist:
"Na een heerlijk kop thee en pousse-thee, en een aangename wandeling door den
mooien tuin van Parklust, wordt de vergadering onder dankzegging aan den
gastheer gesloten." Een zeldzame oprisping van de notulist.
Op 16 oktober 1922 wordt de huur van een tuin opgezegd "als wordende slecht en
niet volgens het reglement beboerd." Kennelijk laat de naleving van het reglement
nog steeds te wensen over, want ook het volgende jaar blijken de problemen nog
steeds te bestaan. Twee bestuursleden "zullen de pachters narijden, die 't reglement
niet nakomen of het land niet voldoende goed behartigen."
Aan de onreglementaire onderverhuur moet nu paal en perk gesteld worden. In de
vergadering van 13 augustus 1926 wordt ten slotte besloten "eenen advertentie te
plaatsen en wanneer daar gegadigden op komen dan hen opzeggen, die thans
meer dan 1 perceel in pach^hebben." En gezien 't floreeren der stichting wordt
besloten de huur weer terug te brengen tot 0.30 resp. 0,27 de roede", een
weerspiegeling van de bittere armoede.
Effectief lijkt het optreden van het bestuur tegen het onreglementaire gebruik van de
tuinen trouwens niet. Bij de rondvraag op 8 oktober 1928 vestigt de heer Romeijn de
aandacht er op "dat er nogal veel handelsgewassen verbouwd worden, hetgeen toch
niet de bedoeling der stichting is." Er zal worden getracht daaraan "zooveel mogelijk
paal en perk te stellen, doch volgens 't reglement moeten minstens 2 gewassen
worden geteeld, zonder beperking welke. Hieruit blijkt dat de perceelen veelal te
groot zijn om alleen als tuingrond voor groenten enz. te dienen. Na een woord van
dank aan onzen gullen gastheer.Sluit de voorzitter om 4 V2 uur de vergadering."
De vergadersfeer is ontspannen. Dat bleek ook al uit de notulen van 16 mei 1927:
"Onder een gezellig kopje thee en meer hartigs daarna worden de belangen en stand
der stichting besproken, zoomede de diverse pachters en gewassen behandeld,
waaruit blijkt dat sommigen hun land slecht behandelen, met natuurlijk treurig
resultaat. Over het algemeen zijn de deskundige bestuursleden inzake de tuinbouw
echter wel tevreden; alleen het doel, waarnaar wij streven, wordt nogal eens voorbij
gezien n.l. verbouw voor eigen gebruik, want op sommige perceelen worden zelfs
paardepeeën aangetroffen." Dat zal zeker niet bedoeld zijn als ingrediënt voor hutspot.
Nood breekt wet. De tuinen zijn een welkome bron van inkomsten.
97